De autobiografie Unended Quest van Karl Popper is geen makkelijk boek. Begin je aan het begin, dan vraag je je al snel af of je er wel slim genoeg voor bent - vooral omdat hij als adolescent al filosofische vraagstukken als triviaal beschouwde die je zelf als volwassene nog nauwelijks kunt formuleren, laat staan oplossen. Maar je moet accepteren dat de grootste denkers al op jonge leeftijd slimmeriken waren, en Popper is minder stuitend dan Bertrand Russell in zíjn autobiografie. En blader je door, dan vind je al gauw iets leuks. Ik was op zoek naar Darwin, maar bleef hangen in de kunst.
De vraag wat kunst is laat Popper als betekenisloos onbeantwoord (je went gelukkig snel aan dat soort verwerpingen, je ziet goed waarom hij dat doet). De vraag die de filosoof moet bezighouden is wat een kunstwerk goed of interessant maakt. En ga nu niet ‘waardeoordeel!’ roepen!
Is een goed kunstwerk bijvoorbeeld origineel? Welnee. Mag wel, hoeft niet, en probeer als kunstenaar vooral niet origineel te zijn, want dan mis je het belangrijkste. Een kunstenaar moet zijn werk perfectioneren. Hij mag er niet naar streven origineel, anders, nieuw te zijn, of, godbetert, zijn ‘persoonlijkheid’ uit te drukken (wie serieus denkt dat dat iets betekent verdient uiteraard ook Poppers hoon). Daarmee verzaakt de kunstenaar de plicht die hij aan het kunstwerk heeft. Bach is groter dan Beethoven omdat hij dienstbaar is aan zijn werk, niet met alle geweld iets van zichzelf er in wil leggen. Zo goed mogelijk de problemen oplossen, daar gaat het om.
Waar Popper ook niets mee op heeft, is het idee dat de grootste kunstenaars ‘genieën’ zijn, of zelfs genieën die ‘hun tijd vooruit zijn’, en dus door hun tijdgenoten niet ‘begrepen’ worden. Dat is romantische flauwekul. Sommige kunstenaars krijgen nooit de waardering die ze verdienen. Sommige krijgen tijdens hun leven waardering, en worden later vergeten. Sommige worden tijdens hun leven niet, maar later wel gewaardeerd - dat is echter een zeldzaam geval, want als kunstenaar heb je feedback nodig om je werk te vervolmaken. Sommige worden tijdens én na hun leven gewaardeerd. Waardering is vooral een kwestie van geluk.
Ja, beste Karel van het Reve-liefhebber, dat komt u wel bekend voor allemaal, niet? Interesse in de vraag wat het ene kunstwerk beter maakt dan het andere. Originaliteit is geen criterium voor kwaliteit. Een kunstenaar kan niet zonder publiek. Waardering voor kunst is oneerlijk verdeeld en daar doe je niets aan. Maar VhR had het allemaal niet van Popper, die hij pas in 1966 leerde kennen (door een stuk van Raoul Chapkis dat eindigde met: ‘Alles wat in het bovenstaande juist is danken we aan K.R. Popper’). Unended quest, het eerste boek waarin Popper over frivoliteiten als kunst praat, verschijnt pas in 1976.
VhR heeft het dus niet van Popper, en andersom zal het ook niet zijn, mogen we aannemen. En je kunt ook moeilijk volhouden dat ze beiden algemeen aanvaarde ideeën formuleren. Ik heb tenminste sterk de indruk dat kunstwerken nog altijd beoordeeld worden op originaliteit, niet op vakmanschap en dienstbaarheid van de kunstenaar aan het kunstwerk. Dat het publiek accepteert en verwacht dat kunstenaars enigszins buiten de maatschappij staan. En, een heel belangrijke die je bijvoorbeeld in popkritieken veel ziet: dat de kunstenaar ‘integer’ moet zijn. Een bandje hoeft niet heel goed te spelen, als de jongens het maar ménen.
Ik vind het een mooi beeld, Van het Reve en Popper, geheel onafhankelijk van elkaar hun stem verheffend tegen zoveel flauwekul. Goed, laten we zeggen dat het misplaatst is van ‘genieën’ te spreken, al was het maar omdat dat woord niets betekent. Maar van enige miskenning is toch wel sprake.
Een verwaarloosd stukje in het integratiedebat
-
Onder de douche na het zwemmen. Tegenover me zijn twee begin-twintigers met
elkaar aan het babbelen. Een jongen, een meisje. Er staat nog iemand tussen
hen...
1 week geleden