donderdag 1 oktober 2009

Oefening baart kunst

Een citaat. Even lezen, OK? Het is leuk en belangwekkend, ik hoop hier bij gelegenheid nog op terug te komen. Een voetnoot.

There is only one way to get good at fighting: you have to do it a lot.

The reason why most people are no good at fighting is that they do it so seldom, and, in these days of high specialization, no one really expects to be good at anything unless they work out at it and put in some time. With violence, you have to keep your hand in, you have to have a repertoire. When I was a kid, growing up in Trenton, New Jersey, and later on the streets of Pimlico, I learned these routines one by one. For instance, can you butt people (i.e. hit them in the face with your face - a very intimate form of fighting, with tremendous power to appal and astonish)? I took up butting when I was ten. After a while, after butting a few people (you try to hit them with your rugline, hit them in the nose, mouth, cheekbone - it doesn’t much matter), I thought, ‘Yeah: I can butt people now.’ From then on, butting people was suddenly an option. Ditto with ball-kneeing, shin-kicking and eye-forking; they were all new ways of expressing frustration, fury and fear, and of settling arguments in my favour. You have to work at it, though. You learn over the years, by trial and error. You can’t get the knack by watching TV. You have to use live ammunition. So, for example, if you ever tangled with me, and a rumble developed, and you tried to butt me, to hit my head with your head, you probably wouldn’t be very good at it. It wouldn’t hurt. It wouldn’t do any damage. All it would do is make me angry. Then I’d hit your head with my head extra hard, and there would be plenty of pain and maybe some damage too.

Besides, I’d probably butt you long before it ever occurred to you to butt me. There’s only one rule in street and bar fights: maximum violence, instantly. Dont’ pussyfoot, don’t wait for the war to escalate. Nuke them, right off. Hit them with everything, milk bottle, car tool, clenched keys or coins. The first blow has to give everything. If he takes it, and you go down, then you get ll he has to mete out anyway. The worst, the most extreme violence - at once. Extremity is the only element of surprise. Hit them with everything. No quarter.
Helemaal zelf bedacht, niet door mij dus helaas, maar door Martin Amis. Een van de redenen dat een goede vechter dit niet geschreven zou hebben is dat zo’n vechter dan erg veel tijd in het polijsten van zijn stijl zou moeten hebben gestoken, wat waarschijnlijk ten koste van het vechten zou zijn gegaan. Uit Money. A Suicide Note.

maandag 14 september 2009

Geen drank noch lekker eten

De autobiografie Unended Quest van Karl Popper is geen makkelijk boek. Begin je aan het begin, dan vraag je je al snel af of je er wel slim genoeg voor bent - vooral omdat hij als adolescent al filosofische vraagstukken als triviaal beschouwde die je zelf als volwassene nog nauwelijks kunt formuleren, laat staan oplossen. Maar je moet accepteren dat de grootste denkers al op jonge leeftijd slimmeriken waren, en Popper is minder stuitend dan Bertrand Russell in zíjn autobiografie. En blader je door, dan vind je al gauw iets leuks. Ik was op zoek naar Darwin, maar bleef hangen in de kunst.

De vraag wat kunst is laat Popper als betekenisloos onbeantwoord (je went gelukkig snel aan dat soort verwerpingen, je ziet goed waarom hij dat doet). De vraag die de filosoof moet bezighouden is wat een kunstwerk goed of interessant maakt. En ga nu niet ‘waardeoordeel!’ roepen!

Is een goed kunstwerk bijvoorbeeld origineel? Welnee. Mag wel, hoeft niet, en probeer als kunstenaar vooral niet origineel te zijn, want dan mis je het belangrijkste. Een kunstenaar moet zijn werk perfectioneren. Hij mag er niet naar streven origineel, anders, nieuw te zijn, of, godbetert, zijn ‘persoonlijkheid’ uit te drukken (wie serieus denkt dat dat iets betekent verdient uiteraard ook Poppers hoon). Daarmee verzaakt de kunstenaar de plicht die hij aan het kunstwerk heeft. Bach is groter dan Beethoven omdat hij dienstbaar is aan zijn werk, niet met alle geweld iets van zichzelf er in wil leggen. Zo goed mogelijk de problemen oplossen, daar gaat het om.

Waar Popper ook niets mee op heeft, is het idee dat de grootste kunstenaars ‘genieën’ zijn, of zelfs genieën die ‘hun tijd vooruit zijn’, en dus door hun tijdgenoten niet ‘begrepen’ worden. Dat is romantische flauwekul. Sommige kunstenaars krijgen nooit de waardering die ze verdienen. Sommige krijgen tijdens hun leven waardering, en worden later vergeten. Sommige worden tijdens hun leven niet, maar later wel gewaardeerd - dat is echter een zeldzaam geval, want als kunstenaar heb je feedback nodig om je werk te vervolmaken. Sommige worden tijdens én na hun leven gewaardeerd. Waardering is vooral een kwestie van geluk.

Ja, beste Karel van het Reve-liefhebber, dat komt u wel bekend voor allemaal, niet? Interesse in de vraag wat het ene kunstwerk beter maakt dan het andere. Originaliteit is geen criterium voor kwaliteit. Een kunstenaar kan niet zonder publiek. Waardering voor kunst is oneerlijk verdeeld en daar doe je niets aan. Maar VhR had het allemaal niet van Popper, die hij pas in 1966 leerde kennen (door een stuk van Raoul Chapkis dat eindigde met: ‘Alles wat in het bovenstaande juist is danken we aan K.R. Popper’). Unended quest, het eerste boek waarin Popper over frivoliteiten als kunst praat, verschijnt pas in 1976.

VhR heeft het dus niet van Popper, en andersom zal het ook niet zijn, mogen we aannemen. En je kunt ook moeilijk volhouden dat ze beiden algemeen aanvaarde ideeën formuleren. Ik heb tenminste sterk de indruk dat kunstwerken nog altijd beoordeeld worden op originaliteit, niet op vakmanschap en dienstbaarheid van de kunstenaar aan het kunstwerk. Dat het publiek accepteert en verwacht dat kunstenaars enigszins buiten de maatschappij staan. En, een heel belangrijke die je bijvoorbeeld in popkritieken veel ziet: dat de kunstenaar ‘integer’ moet zijn. Een bandje hoeft niet heel goed te spelen, als de jongens het maar ménen.

Ik vind het een mooi beeld, Van het Reve en Popper, geheel onafhankelijk van elkaar hun stem verheffend tegen zoveel flauwekul. Goed, laten we zeggen dat het misplaatst is van ‘genieën’ te spreken, al was het maar omdat dat woord niets betekent. Maar van enige miskenning is toch wel sprake.

zaterdag 29 augustus 2009

Salueren

Met salueren is het zoals met godsdienst: de manier waarop jij het hebt geleerd is echt de enige juiste. Of nee, ik kan daar eigenlijk helemaal de relativiteit niet van inzien. De enige juiste manier van salueren is de volgende:

* Vingers van rechterhand strekken. Duim ernaast. Alle vingers liggen keurig in een vlak. Tussen de vingers en de bovenkant van de hand bestaat geen hoek. De vingers zijn niet licht omlaag gebogen, en je gaat natuurlijk ook niet van de weeromstuit die hand “hol” trekken, zodat de vingers omhoog wijzen. (We zijn geen balletdansers.) De hand gaat, zogezegd, naadloos over in de vingers. Zoals de onderarm ook naadloos overgaat in de hand. De botten van je elleboog tot het topje van je middelvinger liggen in één lijn.

* (Tegelijkertijd:) Rechterelleboog op schouderhoogte brengen. Uiteraard in hetzelfde vlak als het bovenlichaam, dat voelt u inmiddels wel aan. Je kunt weer een lijn trekken, nu van linkerschouder door rechterschouder naar rechterelleboog. Tot zover geen probleem, een kind kan de was doen.

* Nu alleen nog de top van de middelvinger van de gestrekte rechterhand naar de rand van het hoofddeksel brengen, ter hoogte van de rechterwenkbrauw. Hoe precies? Ah, en dat is mooi: daar zijn geen regels voor. Dat soort details mag je zelf invullen. Voor mij viel alles op zijn plaats toen ik iemand dat “verend” zag doen: de hand extra spannen en nog een kleine uitslag meegeven op het moment dat je hem op zijn plaats brengt. Daarna trilt hij even na voordat hij helemaal stilstaat.

Groet je zo, dan voelt het goed, kan je zo blijven staan tot de vlag gehesen is, de generaal is langsgekomen etc. Doe je het slap en ongeïnspireerd, dan ben je naar mijn bescheiden mening geen knip voor je neus waard.

Maar het moet gezegd worden: het is kunst om de kunst. Je kunt het op veel terreinen ver schoppen zonder een goede groet in je repertoire. Sterker nog: wie waardeert een goede groet? Zie het plaatje, een klassieker uit de eerste Golfoorlog. De onuitgesproken boodschap die elke militair direct leest: die piloot ligt vannacht weer met de mooiste vrouwelijke korporaal in bed.

zondag 14 juni 2009

Waarom Milgram niet deugt (en waarom dochters van tien dat begrijpen)

Dochter van tien vertelt me dat ze niet houdt van grappen waarbij mensen in de maling worden genomen. Ik ben het daar zeer mee eens. Ik behoor tot de kleine minderheid die nooit om een bananasplit-grap heeft gelachen, ook niet om de door de VPRO gebrachte varianten (ik geloof van Cherry Duyns). Veel te veel medeleven met het slachtoffer, it could have been me.

Dat is een belangrijk bezwaar tegen de experimenten van Milgram, de moeder van alle kip-ik-heb-je-denk-maar-niet-dat-jij-géén-fascist-bentexperimenten. Talloze malen zijn ze herhaald, geïmiteerd, aangepast aan onze tijd. Zelfs beruchte gedragsonderzoeken met een compleet andere opzet worden er in één adem mee genoemd. In dienst moesten we ernaar kijken, bij de geestelijke verzorging. Er zitten overigens best mooie beelden in, vooral van de superieure geesten die het vertikken verder mee te doen, de helden van de show.

Maar het blijft een lage streek. Je bent zo vriendelijk om mee te doen aan een psychologisch experiment dat weet ik wat zou meten, maar dat eigenlijk meet of jij even slecht bent als Adolf Eichman. Als je 's mensen slechtheid alleen maar kunt meten door ze in de maling te nemen, dan zou ik het liever laten.

Maar nu ze het niet gelaten hebben, mag je dan, ondanks ethische bezwaren tegen de onderzoeksopzet, wel conclusies trekken uit de resultaten? Tegen sommige medische onderzoeken kun je nog veel grotere ethische bezwaren hebben. Dubbelblindonderzoeken waarbij de controlegroep niet profiteerde van een levensreddend medicijn, bijvoorbeeld. Of, nog erger, experimenten die de Japanners in de Tweede Wereldoorlog op krijgsgevangenen uitvoerden. Of daar werkelijk een praktische vraag aan ten grondslag lag, of er een paar pseudo-wetenschappers ruim baan hadden gekregen, of dat het ordinair sadisme was - wat doet het er toe, het blijkt dat er nuttige resultaten uit gekomen zijn. Die mag je, lijkt me, gebruiken.

De vraag is alleen of er nuttige conclusies zijn te trekken uit de resultaten van Milgram. Wat leren we er eigenlijk van? Ja, dat de meesten van ons niet zo sterk zijn in het weigeren van bevelen, zelfs als het opvolgen van die bevelen de dood van anderen tot gevolg heeft. Dat is toch een belangrijke conclusie.

Of niet?

Hier heb ik echt een heel groot bezwaar tegen Milgram. Want we wisten dit allemaal al. Om maar één belangrijk feit te noemen, dat ook voor Milgram de motivatie was voor zijn experiment: die zes miljoen joden waren niet door een handvol zeloten vermoord - tienduizenden, honderdduizenden hadden daaraan meegedaan. Die honderdduizenden waren geen moordenaars, in de zin dat ze zelf ooit het plan zouden hebben opgevat en uitgevoerd om iemand te doden. Maar ze volgden wel braaf bevelen op waardoor andere medemensen gedood werden, en ze waren zich daarvan bewust.

Stel nu dat uit de experimenten van Milgram was gekomen dat mensen niet in staat waren op bevel te martelen. Dat ze in plaats daarvan de opdrachtgevers te lijf waren gegaan. Wat zou dan de reactie zijn geweest? Ik denk toch dat u en ik gedacht zouden hebben: dat experiment deugt niet, want uit de geschiedenis blijkt juist dat mensen wel bevelen opvolgen tot de dood erop volgt.

Maar dan had Milgram zijn resultaten niet eens gepubliceerd. Of hij zou de onderzoeksopzet hebben aangepast, totdat de resultaten met de ervaring overeenkwamen. Verdomd, wie weet nog of het niet echt zo gegaan is? Over de voorstudies voor het experiment vind ik niets. Is dat toeval? Maar veel maakt het niet uit. Of hij nu uitgebreid heeft moeten finetunen, of in een klap goed zat: een onderzoek dat niets anders doet dan de werkelijkheid imiteren is geen onderzoek. Van een modelspoorbaan leer je niets over treinen.

En dan ook nog eens mensen in de maling nemen.

maandag 8 juni 2009

Gaat zwemmen!

Je hebt bijvoorbeeld de reportage die over 24 uur op de Wallen gaan. Of 24 uur mee met de politie, bij voorkeur die van bureau Warmoesstraat. Of 24 uur in een nooit sluitend wegrestaurant. Bezoek aan de zelfkant, maar wel veel mooie lichtpuntjes. Ze stonden vroeger zo ongeveer wekelijks in de Nieuwe Revu en misschien nog steeds. Nu doen de wekelijkse tijdschriftbijlagen van de kranten het. Ook al weer een poos trouwens.

Dan heb je ook de reportage over de boksschool. Trainer, succesvolle en minder succesvolle pupillen volgen, ouders, vast publiek, kantinedame, materiaalman. Het boksen is in Nederland alleen een beetje in het gedrang, zowel intellectuelen als schorum willen wat pittigers. Kickboksen is het helemaal. Dus die boksschoolreportages zijn kickboksschoolreportages geworden, en zo een stond er dit weekend in het Parool. Met alle clichés:

* Trainer die als een vader is
* Jonge kickboksertjes krijgen zelfrespect
* Thuis is het vaak niet best
* Grote ontroering bij overwinningen
* Allochtonen kunnen nergens anders terecht
* Meisjes leren van zich af te bijten
* Hier kan je je agressie kwijt
* Uiteraard is het volkomen uit den boze dat verworven vaardigheden buiten de deur worden gebruikt. Discipline!
* Sport geeft structuur aan je leven
* Etc. etc. Zelfrespect. Respect voor anderen. Opgeven is geen optie.

Het moet gezegd worden: ook enkele kwalijkere kanten van het kickboksen komen aan de orde. Het is een sport waarbij je elkaar pijn probeert te doen en waar bloed bij vloeit. Het publiek komt daar ook voor. En kickboksers, alle beloftes om hun kunsten alleen binnen de ring te vertonen ten spijt, treden vaak op als lijfwacht van criminelen, of worden zelf crimineel.

Maar bovenstaande clichés worden niet ter discussie gesteld. Het merkwaardige, volstrekt onbewezen idee (en hoe zou je ook onderzoeken of het waar is?) dat vechtsporten een soort uitlaatklep zijn, dat de gewelddadigheid die we nu eenmaal in ons hebben wordt gekanaliseerd etc. is een gegeven.

Het schokkendst aan de reportage vond ik echter dat de sportschool in kwestie blijkbaar gesubsidieerd wordt uit een prachtwijkenpotje of zoiets. Waarom vind ik dat zo schokkend? Niet alleen omdat je de kinderen die het slechte pad op gaan (en die zijn er in die buurten, al geloof ik best dat het een minderheid is) een geducht wapen meegeeft.

Ook niet vanwege de ongezonde intellectuele fascinatie met geweld. Wat vinden mensen die het van hun hersenen moeten hebben toch aan sporten waar een knock-out, waarbij je je tegenstander ernstig hersenletsel toebrengt, als het hoogst bereikbare wordt gezien? Denk toch na.

Maar het ergst vind ik de neerbuigendheid die eruit spreekt. Laat die allochtoontjes lekker kickboksen, dat willen ze graag, ze kunnen alleen geen sportschool betalen, helpen we daar toch mee.

Jo! Misschien willen die allochtoontjes helemaal niet speciaal kickboksen. Misschien willen ze zelfs wel aan hele andere sporten doen, als ze de kans krijgen. Aan gezonde sporten, waarbij je elkaar niet verrot slaat en trapt, waarbij je rustig aan je techniek en je kracht en je uithoudingsvermogen kunt werken, en waar ook minder snelle en atletische types plezier aan kunnen hebben.

Wat dacht u hiervan: de zwemclub van mijn dochter van 10 is, in ieder geval in haar leeftijdscategorie, voor 30% allochtoons. Het kan misschien nog beter, maar dat is een redelijke afspiegeling van de Amsterdamse bevolking. Het had ook minder kunnen zijn bij zo'n oerhollandse sport. Hoe werkt het? Net als Nederlandse ouders merken Turkse en Marokkaanse ouders dat hun kinderen het leuk vinden op zwemles. Kunnen ze eigenlijk niet blijven zwemmen als ze straks al hun diploma's hebben? De meesters en juffen vertellen dat dat heel goed kan, bijvoorbeeld op zaterdagochtend vroeg, om acht uur. En verdomd, ze komen gewoon. Twee keer per week trainen kan ook. In de zomer komt het buitenbad erbij.

Dan nu een gedachtenexperiment. Twee groepen Marokkaanse jongens in het Sloterparkbad. Een heeft getraind bij kickboksschool Samurai, een bij zwemclub het Y. Welke gaat baantjes trekken en keerpunten en de vlinderslag oefenen, welke gaat liever wat dollen op het veld, waar ze vroeg of laat de meisjes gaan lastigvallen? Ik zou zeggen: subsidiëren maar, dat zwemmen!

zaterdag 6 juni 2009

Angst

Af en toe schrijf ik over de achtste Montessorischool van onze hoofdstad, voor de jongere lezers (dag Max!) opdat die weten wat hun te wachten staat, want het gaat sneller dan je denkt. En omdat veel van wat op school gebeurt tekenend is voor de maatschappij als geheel.

Deze week overleed Ditte, administratief medewerkster van voornoemde school. Ze was al lang ziek, maar de schok was toch groot, groot genoeg om dinsdag a.s., de dag van haar begrafenis, de school te sluiten. Wat betekent dat? Even rekenen. Op de school zitten een 600 kinderen, ik schat gemiddeld 1,5 per ouderpaar. 800 ouders dus? Een op de twee ouders moet zijn of haar dag aanpassen vanwege het onverwachts thuisblijven van de kinderen. De vervelendste aanpassing, voor henzelf en voor hun collega's op het werk: een dag vrij nemen. Het lijkt me geen slechte schatting als een 50 ouders dat dinsdag noodgedwongen doen.

Nu kende ik Ditte niet, de juffen en meesters natuurlijk wel. Maar: hoe erg zou het voor Dittes nabestaanden zijn als alleen de directeur op de begrafenis zou komen, namens de collega's? Want het is niet vanzelfsprekend dat alle collega's van het werk naar een begrafenis gaan, zoals het ook niet vanzelfsprekend is dat je bijzonder verlof krijgt voor de begrafenis van iemand anders dan een naast familielid.

Ik vraag me ook af of de nabestaanden blij zijn met zo'n groots gebaar. Het is toch even wat, een hele school een dag sluiten, niet alleen voor de ouders maar ook voor de kinderen die toch weer minder leren en er van uit hun ritme raken (al is het wel weer zo dat vrije dagen, met al die adv- en studiedagen, wat gewoner zijn geworden dan vroeger).

Maar die bezwaren (ouders gedwongen vrij te nemen, mogelijke gêne bij nabestaanden) wogen blijkbaar niet op tegen de druk om alle collega's een kans te geven het verlies te verwerken. Op de vergadering waarop dit besluit genomen is, moet het ongeveer zo gegaan zijn: enkele leraren gaven te kennen graag naar de begrafenis te willen. De directeur wijst erop dat er niet voldoende invallers zijn, en dat dit dus niet kan. Ja, als één het deed, en zelf een vrije dag opnam, dan. Maar niet als er vijf of zes willen. Algemeen protest. Directeur velt Salomonsoordeel: dan iedereen vrij, en dus school dicht.

Ik kan er tenminste niets beters van maken - en ik ben eigenlijk bang dat het nog erger was, dat de belangstelling niet eens gepeild is. Wij gaan allemaal naar de begrafenis, punt.

Het besluit lijkt me te zijn ingegeven een nieuwe angst, de angst om gevoelloos en hardvochtig te lijken. Een angst die verwant is aan een andere onredelijke, maar eveneens veel voorkomende angst: de angst om leden van bepaalde groepen te kwetsen. En, iets subtieler maar daarom niet zeldzamer, de angst denkbeelden te uiten die je toevallig deelt met figuren als Hitler en Geert Wilders.

Wie toch eerlijk wil zeggen wat hij ergens van vindt, moet, als hij niet in 100% vertrouwd gezelschap is, tegenwoordig beginnen met een reeks disclaimers: ik gun natuurlijk iedereen zijn rouwproces maar..., ik respecteer eenieders overtuigingen maar..., ik ben het natuurlijk in het algemeen niet eens met Wilders, maar..., ik ben vegetariër, en ja, Hitler ook, maar Katja Schuurman ook, en Wouter Bos ook (o nee, Wouter Bos is uit, die liever niet noemen), en Hitler was het alleen maar omdat hij dacht dat het gezonder was.

Hoe gaat het trouwens met de angst voor de dood? Kom ik toevallig alleen maar opgewekte mensen tegen, of is die angst nu juist op zijn retour? Dat zou toch een mooie opsteker zijn in deze harde tijden. The show must go on!

zaterdag 30 mei 2009

Het goede leven

Beste moment van de week: zaterdagochtend 8.00 uur, Sportfondsenbad Amsterdam Oost, als dochter van 10 begint met inzwemmen (ze zit op zwemclub Het Y, bekend van de yell Hi Ha Hoelala, Y, Y, Y, H-E-T Y, het... Y! Als ik gisteravond de website had gecheckt had ik het volgende misschien wel, misschien niet zien aankomen) en ik een kop koffie verkeerd bestel, voorgenietend van een uur lezen en zwemmen kijken.

Maar vandaag was dat beste moment me niet gegund. Er waren meer slachtoffers, met name mijn dochter zelf, die niet had doorgekregen dat de training vandaag niet doorging, en onze Amerikaanse vriend John die bij ons te logeren is, en die aansluitend op de training zelf zijn baantjes zou gaan trekken. John is zwemkampioen van zijn staat Maine, in een seniorencategorie, maar toch. Maine is een staat van duursporters, Johns buurvrouw was lange tijd de eerste Olympische marathonkampioene Joan Benoit.

Toch had ik het het meest met mezelf te doen. Dat beste moment van de week missen is al niet leuk, maar die Amerikaanse logés waren hoe dan ook al een probleem, want hoe aardig ik ze ook vind, ik ben eraan gehecht in mijn eigen huis de dingen op mijn eigen manier te doen. Dan willen ze "iets terug doen", gaan ze afwassen, en dat doen ze op een andere manier dan ik. Ze doen het zelfs zo verkeerd, dat ik er niet eens tijd mee win. Dat soort dingen. (Het probleem is ook met deze vrienden het gebruik van niet heet genoeg water. Dan kun je net zo goed niet afwassen.)

Maar vanavond kreeg ik een goedmakertje. Ik mocht thuisblijven terwijl mijn vrouw met onze gasten en de kinderen uit eten ging. Voor mij boterhammen van Hartog met kaas en tomaat, glas wijn. En vooral: een boek erbij lezen. Een dat opengeslagen kan blijven liggen.

Natuurlijk dwalen de gedachten wel eens af. Ik denk dan al gauw aan een aantrekkelijke jonge vrouwen. (Ja, dat is natuurlijk niet eerlijk, mijn vrouw laat me een uur alleen en ik ga aan andere vrouwen denken. Maar ik vertel het zoals het is, in dit blog gaat de waarheid boven alles.) Normaal denk ik als ik aan aantrekkelijke jonge vrouwen denk meteen en vrijwel uitsluitend aan the obvious. Maar nu schoot een ander beeld voorbij: dat zo'n ajv tegenover me zit, ook met boterham en wijn, ook met een boek.

woensdag 6 mei 2009

Karel van het Reve op Schiermonnikoog

Een blessing in disguise was dat we op Schiermonnikoog geen internet hadden. Je blijkt zonder internet fijn te kunnen doorwerken, vooral als je iets te vertalen hebt, en voldoende woordenboeken op je laptop. Die laptop gaf mijn vrouw nog menig angstig moment, omdat ze haar twijfels had over het hang- en sluitwerk van ons appartement in het Aude Koloniehûs. maar ik deed haar opmerken dat de toestand op Schier beslist niet zo onhoudbaar was als die tijdens de gezagscrisis in het rijk van koning Roel met Gevoel, cf. Annie M.G. Schmidt:

Onderweg ving ze af en toe een glimp op van hollende neushoorns. Ze zag ook groepjes sluipende dieven, maar ze was te boos om ergens bang voor te zijn.
Mijn cursivering. Schiermonnikoog is een van de vriendelijkste plekken van Nederland, het zou me niets verbazen als er nog nooit een laptop gestolen is - een gegeven dat, indien waar, uiteraard geen garanties voor de toekomst biedt.

Vertalen dus. Het is mijn werk, en omdat geen hond nog Duits of Frans leest, mag ik voor het Verzameld Werk van Karel van het Reve citaten in die talen in Het geloof der kameraden vertalen. Wat in dat meesterwerk blijft opvallen is de onpolemische, ja verbaasde wijze waarop Van het Reve werkelijk niets heel laat van het communisme. Als hij aan Marx iets waardeert, is het diens onbekrompen intellectuele honger. In zijn bespreking van een vertaling van Marx' brieven vertelt Van het Reve hoe Marx zijn dochters vanuit Frankrijk laat weten hoe ze daar 'geistliche Musik' noemen ('musique spirituelle') - die vraag hadden ze zichzelf blijkbaar eens gesteld. Doordat hij zich voor dingen interesseert, is Marx verre verheven boven iemand als Lenin.

Maar in Marx' politieke, historische, economische theorieën ('stellingen' zou een beter woord zijn) kan VhR niets waars, interessants of nieuws vinden. Daarin staat hij alleen. Hij haalt wel met instemming mensen aan als Julien "Noem eens één redenering van Marx die volgens de dialectische logica tot stand is gekomen" Benda en Leopold "Marx heeft nooit enige theorie ondubbelzinnig geformuleerd" Schwarzschild. Maar wie kent Benda nog, en wie heeft ooit Schwarzschild gekend? En de kans is groot dat ook die wel eens ergens hebben gezegd dat Marx toch maar mooi het belang van de economische factoren heeft erkend, en anders wel iets anders ondoordachts.

Op Van het Reves begrafenis wees Rudy Kousbroek op de rol die VhR gespeeld had in het verdwijnen van het communistische gedachtegoed. Ik ben bang dat die rol zeer, zeer beperkt is geweest. Een passage die me bij herlezing van Het geloof der kameraden trof:
Het is voor de auteur een vreemde gedachte dat naarmate dit boek vorderde, het aantal aanhangers van de in zijn boek beschreven leer gestaag afnam – een geval van harmonia praestabilita als men wil – maar daar staat tegenover, dat er natuurlijk in de Sovjet-Unie en ver daarbuiten nog zeer veel mensen zijn van wie gezegd kan worden dat zij oprecht in de juistheid van deze leer geloven. Het zijn speciaal die gelovigen, die de auteur van dit boek interesseren, waarbij men in het oog moet houden, dat het vaak de beste mensen zijn die het langst, het diepst en het trouwst geloven.
Zou een zorgvuldige lezer en filosofieliefhebber als Kousbroek over die harmonia praestabilita heen gelezen hebben? Het is niet uit bescheidenheid dat Van het Reve slechts een tijdsverband, en geen oorzakelijk verband ziet tussen het verdwijnen en het in geschrifte bestrijden van de leer. Het geloof der kameraden is een perfecte en complete weerlegging van het het communistische gedachtegoed. Nu ziet geen mens daar meer iets in. Maar dat betekent helaas in het geheel niet dat iedereen de argumenten die Van het Reve aanvoert kent en begrijpt. Die massale geloofsafval is een apart proces geweest.

Ook vind ik in dit citaat de welwillendheid tegenover de aanhangers van de leer treffend. Bij Van het Reve zal je nergens lezen dat gelovigen (in een God of in een politiek gedachtegoed) niet deugen. Ja, als ze tevens moordenaar zijn, dan. Maar tegen gewone communisten of christenen heeft Van het Reve niets. Hij verbaast zich slechts over het feit zij de bizarre kanten van hun geloof niet zien. De gelovigen interesseren hem.

(Wie niet kan wachten tot deel 3 uit is: het hele Geloof is hier online te lezen. Legal as seasalt!)

maandag 16 maart 2009

Seks en geweld

Ileen Montijn schoot vanmiddag uit haar slof over dit interview met Martin van Creveld, dat opent met een potsierlijk citaat: ‘Vechten is de grootste vreugde die je kunt beleven met je broek aan.’

Ja. Iets leuks met seks vergelijken is niet alleen ordinair, je begeeft je ook op glad ijs. Want is seks echt de grootste vreugde die er is? Waarom doen we het dan niet vaker? Misschien is seksueel verlangen altijd op de een of andere manier een drijfveer in ons handelen. Een afgekloven idee, maar het zou kunnen. Misschien werken we, leren we, voeden we kinderen op, vullen we belastingformulieren in omdat we deep down hopen te worden beloond met seks. Maar misschien ook niet. Zelfs op momenten dat seks het enige genot lijkt dat echt de moeite waard is, kunnen we toch ook nog aan andere dingen denken. Seks is niet de maat van alle dingen, en Van Creveld zou dat toch wel moeten weten.

Toevallig had ik vorige week zaterdag een katern van Volkskrant uit het zwembad mee naar huis genomen. Niemand leek nog belangstelling voor die krant te hebben, en wat is één katern nu (het Betoog in dit geval) op een hele zaterdagkrant. De paginabrede kop luidde: ‘Een wereld zonder geweld is verschrikkelijk’. Die stelling werd verdedigd door Martin van Creveld (en bestreden door Mient Jan Faber).

In dat stuk (het zit op de website van de Volkskrant onder de betaalknop, maar hier heeft iemand het online gezet, lees het zolang het kan), legt Van Creveld uit dat je oorlog alleen maar kunt uitbannen door gevoelens van agressie farmaceutisch te onderdrukken. En hij constateert dat nu eenmaal veel te veel mensen oorlog leuk vinden. Het zit in onze aard. Niet alleen bij mannen, ook bij vrouwen - die vallen op krijgers, en zo haalt hij de seks er op een andere manier weer bij.

Wat ik in dat stuk van vorige week alleen niet las, is dat Van Creveld blij is met die situatie waarin we van tijd tot tijd elkaar op leven en dood moeten bevechten. Hij concludeerde alleen, dacht ik, dat het middel erger zou zijn dan de kwaal.

Maar na het lezen van dat laatste stuk, waar Ileen zich zo aan ergerde, krijg ik ook het idee dat Van Creveld teveel met zijn onderwerp is gaan meevoelen. Dat kan in een paar eenvoudige stappen zijn gebeurd: de krijgshistoricus constateert dat mensen maar oorlog blijven voeren. Bedenkt dat de mensen dat gewoon willen. Waarom wil ik, krijgshistoricus, het eigenlijk niet? Maar... wíl ik het echt niet? Eigenlijk wil ik het ook! En dat geeft niets, iedereen wil het immers. Laten we alleen zorgen voor een goede oorlogscultuur om excessen te voorkomen.

Wat in beide stukken achterwege blijft, is de mogelijkheid om oorlog uit te bannen door redelijkheid en welbegrepen eigenbelang - "oorlog maakt meer kapot dan je lief is", zoiets. Nu kan het zijn dat Van Creveld weinig fiducie in die redelijkheid heeft, en dat we ons maar liever tegen de barbaren kunnen wapenen. Dat is een hard, maar verdedigbaar standpunt.

Dan blijf ik wel met dat citaat zitten waar dit stuk mee begon. Meent hij dat nou echt? Het kan uit zijn verband gerukt zijn, en niet echt zijn eigen gevoelens beschrijven. Hij is immers geen vechtersbaas. En zo'n vergelijking met seks kan een jongens-onder-elkaargrapje tegen de interviewer zijn geweest. Erg onhandig.

zondag 15 maart 2009

Ministeckje

De gevechtservaring tijdens de Tweede Wereldoorlog van de latere president Lyndon B. Johnson duurde precies 13 minuten: de tijd dat de bommenwerper waarin hij als observator meevloog door een Zero (jongens van mijn generatie herkennen 'm van de bouwpakketten) werd bestookt. Voor de ene vlucht kreeg hij een Silver Star, een hoge onderscheiding die bijvoorbeeld ook presidentskandidaten John McCain en John Kerry kregen, maar die hadden zich dan ook echt onderscheiden. Sommige bemanningsleden van Johnsons vlucht die hun volle tour van 25 vluchten overleefden kregen nooit een medaille, laat staan een Silver Star.

Johnson was op dat moment (1942) congressman, en generaal Douglas McArthur gaf hem zijn medaille ongetwijfeld uit politieke overwegingen. Netwerken. En ik denk ook dat hij in Johnson een mede-ijdeltuit herkende, die zich voor zo'n onverdiende onderscheiding niet zou generen.

McArthur had op het moment van de toekenning geen medailles meer, maar zei Johnson dat hij in de kamer ernaast wel de bijbehorende ribbons had liggen - daar moest hij er maar een van pakken. Later kocht Johnson de medaille erbij, en hoewel hij in zijn eerste interviews na zijn terugkeer in Washington nog liet doorschemeren dat hij hem eigenlijk niet verdiende, zette hij vervolgens meerdere uitreikingsceremonies in scène. De ribbon (hoe heet zoiets in het Nederlands? Wij noemden het in dienst een "ministeckje") bleef hij altijd dragen, en omdat die niet erg opviel placht hij, als hij zijn oorlogservaringen ter sprake bracht, met zijn linkerhand zijn revers met die ribbon te schudden.

Die oorlogservaringen zelf blies hij intussen steeds meer op. Niet één Zero hadden ze tijdens die vlucht neergeschoten, maar veertien. Andere vliegtuigen uit zijn formatie zien neerstorten. Met afgeschoten motor en doden aan boord kwamen ze terug. Paar goede vrienden verloren. En één vlucht? Nee, 60.000, 70.000 mijl had hij gevlogen in de vele maanden die hij in de gevechtszone had doorgebracht.

Veel mensen in zijn omgeving wisten dat hij loog, maar Johnson liet zich niet stoppen. Ook toen hij al lang en breed president was hing hij sterke verhalen op aan journalisten die geacht mochten worden hun feiten te checken - en dat deden ze ook.

Robert Caro verklaart dit genante gedrag door te zeggen dat Johnson het vermogen bezat dingen over zichzelf te gaan geloven die domweg niet waar waren. Caro baseert zijn oordeel op (op het moment dat hij Means of Ascent schreef) 15 jaar studie en citeert naaste medewerkers van Johnson die hier ook van overtuigd zijn. Toch waag ik het dit niet te geloven. Je herinneringen kunnen makkelijk "gekleurd" worden. Je kunt dat proces misschien een beetje sturen. Maar er zijn grenzen. Johnson was niet gek.

zondag 8 maart 2009

Welkom in de wereld, de wereld van K3

Ik ben het meestal niet eens met mensen die zeggen dat je van Google weinig leert. Het idee van die mensen is: je kunt uit al die informatie alleen maar iets nuttigs halen als je het al min of meer weet. De meeste informatie is ruis, kan je niets mee, zeggen ze. Maar ik doe met Google in combinatie met Wikipedia dagelijks schatten aan kennis op. Ik ben er de laatste paar jaar veel geleerder door geworden.

Toch zijn er wel degelijk dingen die te vinden moeten zijn, maar die je door die ruis niet vindt. Neem K3. Van tijd tot tijd vertrouwt een ouder van een klasgenootje van een van onze kinderen mij toe dat de liedjes van K3 eigenlijk best leuk zijn. Ja, KUNST, denk ik dan. (1) Je hoort niet hoe kreupel de teksten zijn (de meeste mensen hebben daar geen gevoel voor) en (2) je beseft niet de leukste liedjes covers zijn. Want zonder dollen: zo kan ik het ook.

O ja, vragen ouders me dan, want het is echt geen desinteresse - wat waren de originelen dan? Daarop moet ik het antwoord schuldig blijven. Ik weet dan wel zeker dat ik veel van die nummers ooit gehoord heb, maar ook weer niet heel vaak, en ik ben ontzettend slecht in liedteksten en namen van artiesten.

Nu zijn er mensen die van dit soort dingen verstand hebben. Een groot kenner is Vic van de Reijt. Maar die heeft niets van K3 in zijn Nederlandse cover top-100 opgenomen. Misschien waren de eerste hits van K3 in 2001 nog te vers, of niet goed of belangrijk genoeg om die lijst te halen. Misschien had hij K3 domweg even gemist - het zou kunnen, zijn dochter was er al te oud voor.

Iemand anders? Misschien, maar er is geen enkele zoekterm die je naar een site leidt waarop iemand zo'n lijstje geeft. 'Covers' brengt je naar de hoesjes. 'Originele muziek/nummers/hits' etc. - er zijn meer dan genoeg mensen die dat over K3 willen zeggen. De stukken in de categorie K3 in Wikipedia zijn even weinig informatief als de officiële site van de meiden. Een kritisch geluid of zelfs maar een serieuze beschouwing over het verschijnsel is niet te vinden.

In deze situatie is heel moeilijk verandering te brengen. De drempel om iets op Internet te schrijven is voor de meeste mensen ontzaglijk laag. Zeer velen hebben iets over K3 te zeggen. Zeer weinigen zijn kritisch. En iedereen schrijft alles van elkaar over. (Een bijzondere vermelding verdienen hierbij de "lyrics"-sites; je kunt tegenwoordig alle teksten van alle liedjes ooit geschreven online vinden, maar zonder achtergrondinformatie, en vooral de Nederlandse zijn op zeker moment door een analfabeet genoteerd en vervolgens eindeloos herplaatst). Tussen al die rommel is nuttige informatie die er misschien wel is niet te vinden.

Ik heb wel een plan, vergelijkbaar met dat van Al van Married with Children, die op een moment niet op een nummer kan komen. Gewoon alle hits vanaf de jaren vijftig afluisteren, via een rijtje gespecialiseerde internet-radiostation bijvoorbeeld. Leuk en leerzaam. Maar daar heb ik het te druk voor. En daarmee heb je die opgewekte Latin-nummers nog niet, waar de liedbewerkers van K3 zich ook nogal eens aan vergrijpen. Een genre dat ik niet kan horen. Beste Latijns-Amerikanen, zou ik willen zeggen: maak iets van je leven. Stop met die feestmuziek.

zaterdag 21 februari 2009

Vegetarisch stremsel

Sommige van mijn beste vrienden zijn vleeseters. De meiden op kantoor ook. President Obama laat het zich goed smaken. Vrienden, meiden, Obama vragen zich allemaal wel eens af of het nou echt zo nodig is. Met name Obama lijkt me een crypto-vegetariër, die vooral vlees blijft eten om niet elitair over te komen. Om welke reden ook, ze hebben niet de stap gezet maar eens te stoppen.

En pas ná het stoppen, is mijn ervaring, begint wat ik maar de "bewustwording" noem. Ik werd vegetariër omdat ik tegen de wreedheid van de bio-industrie was. Een dier doden mag, vond ik, we zijn er op gebouwd, en dieren doden elkaar ook. Maar het zijn hele leven mishandelen, dat hoeft niet. Dan kan je biologisch vlees gaan eten, maar dat is duur en vaag - geen vlees meer eten vond ik makkelijker en effectiever.

Ik had ook om ecologische redenen vegetariër kunnen worden: al die bossen die worden gekapt voor meer weidegrond en meer snijmaïs, terwijl je met een achtste of een tiende van het areaal de hele wereld uitstekend kan voeden als we maar geen vlees eten. En steeds verder de zee op en steeds dieper vissen om nog wat ondermaatse kabeljauwen te bemachtigen. Natuurlijk is zo'n daad maar symbolisch (cf. weer Obama: we can't solve global warming because I f---ing changed light bulbs in my house), maar ik hoef me niet schuldig te voelen - mijn ecologische voetafdruk is slechts 2,5 hectare.

Hoe dan ook, een échte vegetariër ben je met die eerste stap nog niet. Pas later slaat de weerzin tegen vlees eten toe. Dan erken je dat (1) het verschil tussen mensen en dieren gradueel is, niet absoluut en (2) het door anderen laten doden net zo laakbaar is als het zelf doden.

Dochter van acht is overigens een natural. Pas van haar opgetekend: "dieren mogen elkaar doden, mensen mogen geen dieren doden." De uitzondering van Benjamin Franklin (kabeljauw eten mag, dat doen kabeljauwen zelf ook) zou niet aan haar besteed zijn.

Vegetarisch stremsel. Dat is minder zeldzaam dan ik dacht. Je bent zelfs, als je geen zin hebt om naar biologische winkels te gaan, niet uitsluitend aangewezen op de wezenloze biologische jonge kaas van Albert Heijn. De smakelijke Passendale is ook vegetarisch, hebben we pas ontdekt! Bloggen OK, maar de lezer moet er wel wat van leren.

maandag 16 februari 2009

Introducties tot Popski

Ik had gedacht dat ik met zevenmijlslaarzen door de eerste 100 bladzijden van Popski. A life of lt.col. Vladimir Peniakoff, de bij mijn weten enige biografie van Popski, commandant van Popski's Private Army, geschreven door John Willet zou lopen. Dat deel gaat over de jaren vóór de oorlog, waaraan Popski zelf maar een bladzij of tien besteedt. Maar wat Willett boven water heeft gehaald is fascinerend.

Ik schreef al over het respect dat Popski voor de Duitsers had (goede militairen) en het feit dat hij er pas tegen het einde van de oorlog achterkwam dat het nazisme toch echt een verwerpelijke ideologie was. Dit wordt nog gekker als je leest dat hij joods was. Tenmiste, zijn ouders waren joods en je zou dus kunnen zeggen dat hij het ook was. Maar zijn ouders ontvluchtten dan wel het Rusland van de pogroms, verder waren ze wereldburgers en atheïsten, en dus vonden ze het niet nodig om hun joodse achtergrond thuis ter sprake te brengen. Als Popski samen met zijn neef in Antwerpen een schip met joodse immigranten ziet aankomen, maakt hij een laatdunkende opmerking over het uiterlijk van die arme sloebers. Zijn neef zegt dat Popski en hijzelf toch wel iets belangrijks met die mensen gemeen hebben. Popski reageert als door een wesp gestoken en is de rest van zijn leven met zijn neef gebrouilleerd. Misschien kunnen joodse lezers van dit blog uitleggen wat voor een psychologie daar achter zit, ik snap er niets van.

Popski's vader, Dmitri Peniakoff, was een chemisch ingenieur, die had gestudeerd bij de grote Mendelejev (van het Periodiek Systeem) en die eerst in Frankrijk en daarna in België hele fabrieken ontwierp. In Zelzate, aan het kanaal van Gent naar Terneuzen, hielp Popski, inmiddels ook ingenieur, hem bij zo'n opdracht. Tot zijn taak behoorde het ontwikkelen van een "tuindorp". De architect was Huib Hoste, die eerst door Berlage en later door De Stijl beïnvloed was. Een detail dat Karel van het Reve geïnteresseerd zou hebben, is dat er bij de bouw ook nog twee andere Russische émigrés (tsaristische officieren) betrokken waren, die voor de verwarming zorgden - door in die vreemde Hollandse huisjes Russische kachels te plaatsen (vgl. KvhR ...), die er overigens door de bewoners weer uitgesloopt werden. (De wijk bestaat nog, en heet ter ere van de Peniakoffs en de officieren nog altijd Klein Rusland.)

Maar nu we het toch weer over Karel van het Reve hebben. Die stelde ooit een verbetering voor van het gezelschapsspel "hoeveel handdrukken ben ik verwijderd van...". Ik drukte vijf jaar geleden Bill Clinton de hand, en ben daarmee slechts één handdruk verwijderd van zo ongeveer de hele Amerikaanse politiek, te beginnen met John F. Kennedy. Maar een hand drukken is te makkelijk. Je hoeft maar één populaire politicus de hand te hebben gedrukt en je bent in een handdruk of vier met de hele wereld gelinkt.

Nee, je moet echt een introductie hebben, iemand die desgevraagd zou kunnen vertellen wie je bent: "Dit is Karel van het Reve, slavist te Leiden". Of: "Dit is Karel van het Reve, zoon van kameraad Gerard Vanter, logeerde bij mij omstreeks 1937." Zo ongeveer zou André Gide Karel hebben kunnen introduceren bij Popski, die Gide al in 1921 leerde kennen (al is niet duidelijk of ze elkaar ná 1921 nog wel eens hebben ontmoet). Van het Reve was dus maar één introductie van Popski verwijderd.

Ik kan natuurlijk ook zeggen dat ik maar één introductie van Karel van het Reve verwijderd ben (stuk of zes mensen die mij kennen en die VhR goed kenden), en daarmee maar drie introducties van Popski, maar ik kan het misschien nog mooier. Mijn oma was van 1930 tot 1932 secretaresse van Nicolae Titulescu, president van de Volkenbond. Vertegenwoordiger van de Volkenbond voor België was in die tijd Eugenia Kersten, née Peniakoff. De oudere zus van Popski. Zou zij wel eens met mijn grootmoeder gesproken hebben? Ik vind het een te mooi idee om te verifiëren.

dinsdag 10 februari 2009

Find jobs in Holland Munich Rome

Af en toe worden we op kantoor gebeld door iemand die hulp wil bij een vertaling. Gewoon, even één woord weten, jullie zijn toch het vertaalbureau? Ik begrijp best dat dat jullie daar je brood mee moeten verdienen, maar etc. Soms hebben ze aan de andere kant van de lijn weddenschappen gesloten, dan voelen we ons erg belangrijk. Maar vaker zijn het eenlingen, want vertalen is eenzaam werk. Vooral, denk ik, het vertalen van religieuze poëzie. Daarom was ik erg blij toen ik een vertaler van religieuze poëzie kon helpen aan een vertaling van het begrip junction in time. "Ja," aarzelde ik om het spannend te houden, maar ik wist het antwoord al: "Wat dacht u van tijdsgewricht"? Dat (zei ik er niet bij) komt uit Woutertje Pieterse, uit wat ik altijd maar de gedichtennakijkscène noem, hoewel ik heel goed weet dat het een genummerd idee is (385):

Grootmachtig Opperheer, verbazing, hoog verheven,
Met stof en stergewoel van 't aards bazuingeschal!
Verbeelding, tijdsgewricht, verzoening, juichend beven,
Wie zegt ons waar 't gewoel een einde nemen zal?
Het huidige tijdsgewricht heeft als bijzonderheid dat alle muziek van het vorige tijdsgewricht, de jaren '80, net ontsloten is. En laat ik nu, anders dan sommige van mijn trouwe lezers, erg van die muziek houden.

Want wat gebeurt er nu. Ik heb een grote verhuisdoos vol cassettebandjes vol opgenomen elpees en betere radioprogramma's uit de eerste helft van de jaren '80 in de opslag staan. Meest BASF, later TDK. De goedkoopste soort, maar soms deed ik eens gek en kocht ik dure bandjes (CrO2 of zelfs Metal, nog beter!), voor bijzonder mooie platen.

De meeste zijn al 25 jaar of langer niet meer gedraaid, en dat schijnt niet goed te zijn voor cassettebandjes, van welk type dan ook. Ik durf ze dan ook niet af te luisteren. Maar nu... hebben we YouTube! Er gaat een wereld voor me open. Niet alleen de muziek in stereo en zonder ruis, maar ook de beelden, die je er indertijd nooit bij kreeg. Platenhoezen, foto's in Oor en Vinyl (de concurrent, motto: "Laat je geen Oor aannaaien"), dat was het wel.

Soms kloppen de beelden precies, zijn ze more than I bargained for. Neem de B-52's. Ik vond de samenzangen van die meisjes mooi, spannend, sexy. De clip van Private Idaho is niet precies wat ik ervan verwachtte... maar ik had dan ook geen idee wat ik moest verwachten. Na een keer of zes kijken denk ik dat het klopt.

Een band die met de beelden erbij niet beter wordt, is The Fall. Echt een luisterband, wát een nummer is bijvoorbeeld English Scheme. Koude rillingen bij de overgang op 1:29. Zo maken ze ze niet meer. Crisis!

donderdag 5 februari 2009

Popski en de vrouwen

Net ontvangen uit Columbus, Ohio: John Willet, Popski. A life of Lt.Col. Vladimir Peniakoff, de biografie van de commandant van Popski's Private Army, een commando dat tijdens de Tweede Wereldoorlog eerst in Afrika, later in Italië, achter de vijandelijke linies "alarm and despondency" creëerde. Mijn Popski-bibliotheek is daarmee drie banden rijk geworden. Ik hou me aanbevolen voor tips om aan de memoires van Ben Owen te komen (maar laat u niet misleiden door websites die het voor een normale prijs aanbieden - die zeggen anders dan Amazon pas bij de checkout dat het niet meer verkrijgbaar is).

De tweede aanwinst waren de memoires van memoires van Bob "Park" Yunnie, Fighting with Popski's Army, en het is nu echt wel tijd daar aandacht aan te besteden. Yunnie heeft duidelijk de memoires van Popski erbij gehouden terwijl hij het verhaal in eigen woorden vertelde. De chronologie en de beschreven gebeurtenissen lijken te veel op elkaar. Ik heb geen conflicterende interpretaties gevonden. Wel aanvullingen, over de periodes waarin de groep van Yunnie zelfstandig opereert bijvoorbeeld. En veel details.

Sommige mensen, bijvoorbeeld bezoekers van deze PPA-fansite vinden Yunnie onderhoudender (a "cracking yarn") dan Popski. Een verklaring daarvoor zou kunnen zijn dat die lezers literair gevormd zijn door de boys' weeklies, die Orwell analyseerde in zijn gelijknamige essay. Eindeloze dialogen, beschrijvingen van hoe warm of hoe koud ze het hebben of hoe doorweekt ze zijn, onderbroken door brullende motoren en mitrailleurs die brrrrrt doen. En de humor van mannen onder elkaar.

Proef op de som? Vertrouw me, ik sla een willekeurige bladzijde open:

Rounding a bend, a German sniper took a pot-shot -- and missed. I felt the wind of the bullet, ducked an braked violently.
'Look out! Sniper!' I yelled to the jeeps piling up behind me.
Ben Owen's quick eye saw a uniformed figure running up the hillside.
'There he is, Skipper!'
Brrrrrt . . . Brrrrrrrrt. We raked the green hillside with machine-gun fire. The running figure vanished.
'The bastard!' exclaimed George Sonley indignantly, as if no German sniper had the right to fire at us.
Of hier, 50 bladzijden eerder, om een idee te geven van de repetitiviteit:
Brrrrrrt . . . brrrrrrrrt. Streams of tracer raked the dyke, flashing over in searching red points, smacking into it and leaping high into the air in scarlet richochet . . . engines revved . . . headlamps flashed . . . bullets whined . . . hoarse cries filled the nieght. Brrrrt . . . brrrrrrt . . . one after the other the jeeps tore through the opening, spraying a searing curtain of death on either side . . . hobnailed boots scraped against stones and sparks flew as the German infantry scattered and fled.
'Mucking hell,' grinned Curtis when we were through the German front line and jogging happily down the lower slopes of the Murge, 'you never know your luck.'
(Tracer is lichtspoormunitie, kogels die je in het donker kunt "volgen" doordat de punten gloeien. En mucking is natuurlijk Yunnie's manier om netjes f---ing te zeggen.)

Wat de lezers die Yunnie de voorkeur geven boven Popski misschien ook in Popski dwarszit, is diens intellectuele arrogantie. Hoe volmaakt ook als militair (en Yunnie verafgoodt Popski als militair), hij is óók iemand die altijd met zijn neus in de landkaarten zit terwijl de rest zin heeft in een lolletje, en iemand die bijvoorbeeld iedereen die na drie weken in Italië nog geen Italiaans spreekt onsterfelijk dom vindt. Nee, dan Yunnie, die zo twee bladzijden wijdt aan de misverstanden die je oproept als je een Italiaanse boerderij binnenkomt en Come sta zegt. Dan denken al die Italianen dat je Italiaans spreekt, en gaan ze Italiaans tegen je spreken. Dan duurt het wel even voordat ze doorhebben dat je verder helemaal geen Italiaans spreekt! Yunnie heeft door het beschrijven van zulke belevenissen waarschijnlijk meer rapport met de gemiddelde Britse lezer, die geen talenkenner is.

Maar bij één thema vond ook ik dat de minder intellectuele Yunnie zijn voordelen had, en dat is de liefde. Hij is getrouwd, maar erg lang van huis en komt in Italië veel mooie en willige meisjes tegen. Dat is interessant. Van Popski weet je alleen dat hij gescheiden is, en in zijn boek heb ik maar één reflectie gevonden over vrouwen en de gevoelens die mannen voor hen koesteren. Over Popski en de vrouwen een andere keer.

donderdag 29 januari 2009

Dokter Reuling gaat naar Réunion

Een van de vreemde dingen van je huisarts is dat hij maar een dossier hoeft open te slaan om feiten na te trekken die ik zelf niet meer kan plaatsen. Zo weet ik niet precies wanneer mijn dochter van nu bijna acht dat litteken in haar wenkbrauw heeft opgelopen. Heel lang geleden was het niet, maar ik weet het niet meer op een jaar nauwkeurig. Wel hoe het gebeurde: uit het klimrek bij school gevallen, terwijl we op haar oudere zus wachtten. Deze dochter is altijd aan het vallen, zojuist gevallen of holt op een manier waarvan je denkt o jee, ze gaat zo vallen, en doorgaans valt ze dan ook; en ze valt ook vaak uit klimrekken, maar deze keer was ze ongelukkiger neergekomen dan gewoonlijk: ze bloedde hevig uit haar wenkbrauw. Snel de school in gedragen, samen met de mensen daar vastgesteld dat die wenkbrauw gehecht zou moeten worden - en dat ik daarvoor niet naar het OLVG moest, want er zat immers een huisarts vlak naast de school? "Die is heel aardig, hij helpt altijd!" zeiden ze.

Ik liep er al een paar jaar dagelijks langs, maar was er nooit binnen geweest. De luxaflex zagen er niet uitnodigend uit, en we hadden al een huisarts. Of eigenlijk: we hadden geen huisarts meer op het moment dat mijn dochter uit dat klimrek viel. Die was er net mee gestopt, zoals we per brief hadden vernomen, ongeveer net als dokter Reuling nu - maar ik loop op de zaken vooruit. Nu ging ik er dus naar binnen, met in mijn armen een dochter die we (denk ik) op school een zwaluwtje over haar wenkbrauw hadden geplakt maar er toch nog altijd als een noodgeval uitzag. Vond ik.

Het duurde uiteindelijk toch nog even voordat we geholpen werden, maar tijdens het wachten viel me iets op wat ik niet eerder in wachtkamers had gezien: een stemming van respectvolle gelatenheid. Ja, het liep uit. Het liep altijd uit. Maar deze dokter was het wachten waard. En zodadelijk, als jij aan de beurt was geweest, zou hij doordat hij jou zo serieus had genomen nog verder uitgelopen zijn, dus het kon altijd erger.

Nee, dat maak ik er achteraf van, "with the benefit of hindsight". Het viel me toen ongetwijfeld nog niet op, want ik wilde vooral snel geholpen worden. Ik vond dat dochters met bloedende wenkbrauwen voorgingen. De dokter had dan wel gezegd dat we zodadelijk konden binnenkomen, maar het duurde een eeuwigheid voordat de vorige patiënt naar buiten kwam. En bovendien, het moet gezegd worden, de dokter maakte een enigszins verstrooide indruk. Was hij misschien alweer vergeten dat ik daar met een bloedend kind zat, dat NU gehecht moest worden, omdat ze anders LEVENSLANG een litteken zou hebben? Wist hij dat zulke dingen belangrijk zijn voor meisjes?

Maar vanaf het moment dat hij mijn dochter dan toch onder handen nam, begreep ik dat het allemaal klopte. De aandacht die hij aan zijn andere patiënten gaf, kreeg mijn dochter ook. Hij ging hechten, dus echt, met hechtingen - niet plakken, want dan kon het weer van elkaar gaan. Het zou dan evengoed wel genezen, zoals ook een ander wondje op het voorhoofd van mijn dochter (gevolg van een andere valpartij) genezen was, maar dat was indertijd geplakt en een dag later weer van elkaar gegaan. Geen mooi litteken daarom, en zulke dingen zijn belangrijk voor meisjes.

Gelukkig was dokter Reuling ook nog aardig genoeg om ons gezin aan zijn praktijk toe te voegen, hoewel die toch uit zijn voegen leek te barsten. Voortaan zouden ook wij langdurig in de wachtkamer zitten, of kort voor de tijd van de afspraak bellen hoeveel later we het nog eens zouden proberen. Kwam je dan uiteindelijk, dan viel het toch nog even tegen. Maar net als de andere wachtenden wisten we dat het het waard was. Intussen wel. Geen onvertogen woord heb ik in de wachtkamer ooit gehoord.

Deze gelukkige situatie heeft veel te kort geduurd. Dokter Reuling gaat naar Réunion. Het lijkt me er wild mooi, en je kunt er gewoon GR's lopen, want het is een overzees departement van Frankrijk. (Ik heb nooit ook maar een meter over een GR gelopen omdat mijn vrouw niet van wandelen houdt, maar het idee alleen al is geweldig.) Misschien zou ik dan de spectaculaire panterkameleon zien. De meest gesproken taal is het créole réunionnais, een taal die me het leren waard lijkt. Vous = zôt, van vous autres. Voor artsen is de chikungunya belangwekkend. De armoede schijnt niet zo groot te zijn als in Afrika, maar wel groter dan in Frankrijk. Je betaalt gewoon met euro's.

Het blijft een vreemd idee. Iemand die je met de grote stad associeert hoort niet het grootste deel van het jaar op een tropisch eiland door te brengen. Maar gelukkig ligt het op het Zuidelijk Halfrond, dus van maart tot november is het er relatief koel. De twee maanden per jaar die dokter Reuling plant in Nederland door te brengen, kunnen dan hopelijk in onze griepigste tijd vallen. Dan zullen we met plezier naar de dokter gaan. We zullen dan proberen niet bij te praten, om de uitloop binnen de perken te houden.

woensdag 21 januari 2009

Forty-four Americans have now taken the presidential oath

Als Truman-fan pikte ik gisteren een foutje op in Obama's rede: hij zei dat 44 Amerikanen nu de presidentiële eed hadden afgelegd, en dat klopt niet. Grover Cleveland werd twee keer president, met daartussen Benjamin Harrison. Maar omdat de presidencies gewoon doortellen, was Cleveland zowel de 22e als de 24e president. Volg je de logica van het doortellen, dan is Obama inderdaad de 44e president. Maar je kunt op geen enkele manier rechtpraten dat nu 44 Amerikanen de eed hebben afgelegd - vóór Obama waren dat er 42, nu 43.

Is het een slordigheid, hetzij van de speechwriter, hetzij van Obama zelf? Ik ben bang van niet. Beiden kennen hun geschiedenis goed genoeg. Vooruit, het zóu er in de allerlaatste versie ingekomen kunnen zijn. Last-minute redactie, het moment om de raarste en onnodigste fouten in je tekst te laten sluipen. Maar de kans lijkt me toch klein dat er nog zo'n forse redactie last-minute redactie is geweest in een speech waar ze bijna twee maanden aan bezig zijn geweest. En dat er dan echt niemand was die het zag, want natuurlijk zijn Obama en Favreau er niet exclusief mee bezig geweest, hij is door ettelijke experts binnenstebuiten gekeerd. Zou níemand dit hebben gezien? Als ík het meteen hoorde? Goed, ik ben een Truman-fan, maar dat zijn er wel meer.

Nee, ik wil de mogelijkheid van een slordigheid eigenlijk uitsluiten - althans, van de slordigheid van het laten staan, want ik kan accepteren dat je zo'n zinnetje schrijft (tenzij je dus een Truman-fan bent). Maar ze lieten 'm staan omdat ze de speech niet onnodig "raar" wilden maken. Die zin was te mooi om op te offeren voor zoiets saais als juistheid. De luisteraars willen wel een slimme president, maar geen wijsneus die op school beter heeft opgelet. En dan het rumoer dat je onder de toehoorders had gekregen bij de correcte zin:

Forty-three Americans have now taken the presidential oath.
"Zei-die nou 43? Telt-ie zichzelf niet mee? Maar hij heeft toch net zelf die eed afgelegd?" "Nee joh, Grover Cleveland, weet je wel..." "Wat?" "Die meneer daar zegt dat hij de 43e president is, niet de 44e!"...

Dat zou een lelijke smet op een verder vlekkeloos optreden zijn geweest. Laat het maar een leuke vangst voor de onvermijdelijke bloggers worden, hebben die ook nog wat, moeten ze hebben gedacht.

Maar waarom is dit allemaal juist zo obvious voor Truman-fans?

Harry S. Truman was een man die een beetje op mijn opa van moederskant leek. Iemand met een paar fijne stokpaardjes. En hij kwam uit Missouri, de Show-me state. Hij kocht het verhaal van Grover Cleveland als zowel 22e als 24e president niet: wat maakt het uit, was zijn redenering, dat er nog een ambtstermijn van een andere president tussen zat? Dan kan je twee opeenvolgende ambtstermijnen toch ook twee presidentschappen noemen, en dan blijf je toch bezig? Nee, hij, Truman, was de 32e, niet de 33e president. Zoiets blijft hangen.

zondag 18 januari 2009

Anti-Alice-in-Wonderlandclub

Ik vroeg me af of er een anti-Lewis Carrollclub zou zijn, zoals we in Karel van het Reveland de anti-Dostojevskiclub kennen. Of eigenlijk: een anti-Alice-in-Wonderlandclub, want Alice in Wonderland is het boek waarmee hij door iedereen geassocieerd wordt. Verder dan Terry Pratchett ben ik niet gekomen, en één zwaluw maakt nog geen zomer.

Ik heb Alice's Adventures in Wonderland en Through the Looking Glass in de door Martin Gardner geannoteerde editie. Ik hou van geannoteerde edities, zeker als de annoteerder net zo talentvol is als de schrijver (Nabokovs Eugene Onegin, Karel van het Reves De literator en de holbewoner), maar deze hielp me niet het werk te gaan waarderen. Ik blijf het eng vinden, en niet grappig. Ontzettend gedateerd. En hoeveel écht briljante vondsten staan er nou helemaal in? Gardner weet ze mij niet aan te wijzen.

Sympathiek van Gardner is wel dat hij Carroll "neemt zoals hij is", namelijk als liefhebber van kleine meisjes. Er blijkt een tien jaar geleden een biografe te zijn geweest die het traditionele beeld van Carroll - wereldvreemde wiskundige, liefhebber van kleine meisjes - verwierp als de Carroll myth. Carroll was volgens haar juist een sociaal vaardige man die op volwassen vrouwen viel. Gardner maakt vrolijk gehakt van deze "revisionistische" zienswijze. Een uitgebreider stuk over deze kwestie van een - krijg ik de indruk - nog veel grotere kenner leest u hier. Bottom line: hij hield exclusief van kleine meisjes, en ging dus veel verder dan het Victoriaanse gelul over puurheid van kinderen en werd vanwege zijn te grote interesse in Alice en haar zusjes uit huize Liddell gegooid. Maar hij raakte ze met geen vinger aan. ("Dat had er nog eens bij moeten komen!" denk je als vader dan.)

Er bestaat, niet alleen bij Carroll, een soort afspraak dat je de kunstenaar los moet denken van het kunstwerk. Dat komt de Carroll-kunde erg goed uit, want behalve die mensen die het over de Carroll myth hebben, vindt iedereen hem op zijn minst een rare snijboon. Maar zijn boeken beschouwen de meeste lezers als meesterwerken. Ik ben op zoek naar mensen die met mij zeggen: Carroll deugde niet, maar zijn boeken ook niet.

dinsdag 13 januari 2009

Schaatsen

Ja, schrijversblokje, werk, en... schaatsen! Voor het laatst had ik dat gedaan - niet in 1997, toen kwam het er niet van. Wel trouwde ik die winter. We lieten ons fotograferen op het ijs in het Vondelpark, waar gek genoeg niemand schaatste. Misschien omdat het een doordeweekse dag was. Onze taekwondoleraar kon niet op de bruiloft komen omdat hij probeerde vier dagen na de Elfstedentocht de Elfstedentochtroute te schaatsen. Dat lukte niet, om uiteenlopende maar voorspelbare en geldige redenen (kluunplaatsen opgedoekt, verdwalen, geen bevoorrading onderweg, geen mensen die je erdoor schreeuwen etc.).

*

Voor de meisjes kocht ik kunstschaatsen, die nog te krijgen bleken. Voor mijzelf kocht ik van die Zandstra-onderbinders, waar je nu generaties kinderen op ziet rijden die voor deze winter nog nooit op ijs hadden gestaan. Ik durfde mijn noren niet op te zoeken. Ik had ze in 1980 of 1981 gekocht, in enige haast, de middag voor de dag dat we met gym op de ijsbaan in Lonneker zouden gaan schaatsen. Ze hebben nooit lekker gezeten, en ze zijn in al die tijd nooit geslepen. Dat is niet goed te praten.

Tip (nu de regen neerklettert kan ik het wel zeggen) voor mensen met kinderen in Amsterdam-Oost en omgeving: de vijver in het Oosterpark!

*

Waar het mee moet ophouden is het dissen van schaatsliefhebbers. Vanmiddag las ik in de trein een stuk in de Pers waarin een verslaggeefster steunend op haar eigen waarneming betoogde dat zelfs de Friezen geen Elfstedentocht willen. In alle kranten ingezonden brieven van mensen die zich ergeren aan de schaatsgekte. Martin Bril die verklaart niet te kunnen en niet te willen schaatsen. Dat geeft niet, Martin en anderen, je hoeft het niet te willen en je hoeft het al helemaal niet te kunnen. Maar twijfel er niet aan dat mensen die zeggen van schaatsen te houden dat ook echt doen. Het zit 'm in de verbluffende snelheid.