zaterdag 24 juni 2006

Pierre Bourdieu

Karel van het Reve-liefhebbers moeten hem kennen, want hij komt ter sprake in 'Tilburgse overpeinzingen' in De ongelooflijke slechtheid van het opperwezen (Amsterdam 1987). Dat is het stuk dat opent met:

In zijn brochure Kwaliteit is klasse. De sociale wording en werking van het culturele smaakverschil verdeelt Abram de Swaan de mensheid in twee groepen, namelijk in mensen van wat ik hierna gemakshalve zal noemen groep A en mensen van groep B. Groep A leest Harry Mulisch, bezoekt in Amsterdam het Stedelijk Museum, luistert naar Peter Schat, kijkt naar het toneelstuk Baäl in Carré en is geabonneerd op NRC Handelsblad. De mensen van groep B daarentegen hebben Rien Poortvliet en Anton Pieck aan de muur, luisteren naar popmuziek en lezen de boeketreeks, en kopen de Telegraaf. (p. 91)
Na die begripsbepaling volgt een mooi rondje van wat we tegenwoordig "gaten schieten" noemen. In het beeld van die twee groepen moeten zoveel nuanceringen worden aangebracht dat het eigenlijk niet vol te houden is. Op zeker moment wordt een inspiratiebron van De Swaan genoemd. De cursiveringen zijn van mij:
De Swaan probeert de kunstopvattingen van groep B te formuleren, en hij doet dat met een citaat dat hij ontleent aan een zekere Pierre Bourdieux. Dat citaat luidt als volgt: 'Voor de halfgeschoolden en de onontwikkelden moet een kunstwerk iets uitdrukken, ergens op lijken, een navoelbare emotie oproepen, of het moet van kostbaar materiaal gemaakt zijn of zichtbaar blijkgeven van grote ambachtelijke vaardigheid. Het moet er liefst netjes en goed afgewerkt uitzien en iets tot onderwerp hebben dat verheven is of van maatschappelijk gewicht. Dat het werk in zichzelf een betekenis kan hebben ontgaat hun.'
Wat Bourdieux en De Swaan zich hier geen van beiden realiseren is, dat deze formule, die naar zij zeggen de opvattingen van de 'halfgeschoolden' aangeeft, tot zeker het begin van de eeuw de formule is geweest waar de meeste schrijvers, schilders, beeldhouwers en componisten en filosofen hun naam onder zouden hebben gezet. (p. 95)
Net als, maar dit terzijde, in het begin van de eenentwintigste eeuw Carla van de Puttelaar, wier foto's ergens op lijken, navoelbare emoties oproepen, er goed afgewerkt uitzien en iets verhevens - aantrekkelijke vrouwen - tot onderwerp hebben en zeker geen "betekenis in zichzelf" hebben.

Misschien doet Van het Reve Bourdieu (zonder x) niet helemaal recht. Ik heb ooit een interview met hem gelezen, en zojuist voor de zekerheid het lemma in de Nederlandse Wikipedia geraadpleegd. Ik ben er niet helemaal uit, maar het is mogelijk dat Bourdieu "groep B" gelijk geeft, en "groep A" verwijt alleen maar de sociaal gewenste reacties te tonen op niet goed afgewerkte kunstwerken etc. - niet zeggen dat iets lelijk is, maar dat het interessant of spannend is, bijvoorbeeld. "Groep B" heeft minder last van zulke sociale dwang, betoogt Van het Reve, en dat is Bourdieu waarschijnlijk het met hem eens. Maar er blijven voldoende aanwijzingen dat Bourdieu, bij al zijn weerzin tegen het gedrag van de elite, toch vindt dat de kunstperceptie van die elite "beter" is dan die van de massa.

In ieder geval: Pierre Bourdieu is terug. (Terug uit het Tsjechische Glecewice, reageren wij dan thuis. Of, voor mensen van wie wij vermoeden dat zij hun Pulp Fiction beter kennen dan hun Koot en Bie: back in a big, f-cking way).

Vandaag stond op de eerste pagina van 'Leven &cetera', dat je zou kunnen beschouwen als het NRC-katern voor mensen die zich ervoor schamen tot groep A te behoren, een interview met een zekere Stijn Reijnders. Die legt uit dat er niets nieuws onder de zon is met de huidige televisiecultuur. Wat je nu op de televisie ziet is het volksvermaak van eeuwen, en de elite heeft zich daar altijd al tegen afgezet. Reijnders:
De Franse cultuursocioloog Bourdieu heeft daar veel over geschreven, hij stelt dat de burgerlijke elite zich onderscheidt van de lagere sociale groepen door een bepaalde smaaknorm op te leggen. De burgerlijke elite heeft lang kunnen bepalen hoe het volk zich moest vermaken. [...] Maar sinds de ontzuiling in de jaren zestig en zeventig is zij haar grip op het volksvermaak aan het verliezen. En dat brengt een angstreactie teweeg, zoals we de laatste jaren regelmatig merken.
Ik ben zelf lid van die elite, al vind ik de meeste moderne kunst niets, en maak ik net als Van het Reve de nodige excursies naar groep B. Als lid van de elite ben ik niet angstig, maar ook niet echt op mijn gemak. Want de zelfverheerlijkende televisieprogramma's van groep B zijn maar een bijverschijnsel. Het gaat erom dat de elite haar controle als geheel zou kunnen verliezen. De elite heeft door de eeuwen heen een domme arrogantie getoond tegenover de rest. Maar zij heeft ook de normen (niet alleen smaaknormen) gecreëerd en verdedigd die uiteindelijk de elite én de massa welvaart hebben gebracht. En wat doen de massa? Net als vroeger lacht die de elite vierkant uit. Maar nu ze rijk zijn, zijn ze een force to be reckoned with.

Geen opmerkingen: