woensdag 30 april 2008

Clowns

Max Molovich schreef dezer dagen een stuk over angst voor clowns in Panzerfaust, mogelijk geïnspireerd door een Engels onderzoek dat een anderhalve maand geleden de Nederlandse kranten haalde - een onderzoek waaruit zou blijken dat kinderen clowns vooral eng vinden. Lees voor de nuance hier en hier de BBC-berichten over dit onderwerp. Ik besef heel goed dat het onderzoek over afbeeldingen van clowns ging, maar ik zou niet weten waarom de angst zich niet zou uitstrekken tot de afgebeelden. Zo werkt het met spinnen en slangen, dus waarom niet met clowns. De Cliniclowns moeten dus niet piepen en zichzelf als de wiedeweerga opheffen als ze écht iets voor kinderen willen doen.

Molovich intussen concentreert zich op de clowns from hell, de echte griezels die zich achter een masker verschuilen om weg te komen met moord, verkrachting en kinderlokkerij. Maar hoewel ook ik mijn kinderen nooit met een clown alleen zou laten, denk ik toch dat het aantal misdadigers onder hen hoogstens iets groter is dan dat onder andere bevolkingsgroepen (behalve dan uiteraard, om Karel van het Reve aan te halen, onder de bevolkingsgroep der misdadigers - ik breng hier graag in herinnering dat VhR een jaar sociografie studeerde).

Als er clowns in het spel zijn, is angst dan ook niet mijn eerste emotie. Wel ontzaglijke droefheid. Omdat achter die opgeschminkte lach een diepe tragiek schuilgaat? Ah welnee. Of eigenlijk misschien wel, maar niet zo direct. De figuren die zich als clown verkleden zijn niet tragischer dan u of ik. Misschien zit het zo: als iemand zich als clown verkleedt en er niet op vooruit gaat, bevestigt diegene voor mij dat ER HELEMAAL NIETS AAN TE DOEN IS.

Waaraan? Er is altijd wel iets. Mijn dochter van bijna negen is een beetje onhandig, en een makkelijk slachtoffer voor plagerijtjes. Niet pesten, plagen, maar toch. Toen ze pas in een harlekijnskostuum de trap af kwam, barstte ik net niet in huilen uit.

dinsdag 29 april 2008

Wie woonden daar nou zo'n beetje?

Voordat ik het over Popski en de vrouwen ga hebben nog een nice little score uit die schitterende bibliotheek van Karel van het Reve. U kent de Sanders-boeken uit het stuk 'Dit palaver is geëindigd' in De ondergang van het morgenland. Daar heb ik niets aan toe te voegen. Behalve dan dat er een mooie over Van het Reve's vader in staat die me ook beroepsmatig interesseert:

Ik kende Wallace al omdat mijn vader, omstreeks 1930 ontslagen als redacteur van het dagblad De Tribune, een vertaling had aangenomen van The duke in the suburbs. Mijn vader kende geen Engels, maar dat achtte hij geen bezwaar, want hij dacht dat hij met hulp van een Duitse vertaling wel uit de Engelse tekst wijs zou kunnen worden. Die Duitse vertaling bleek niet te bestaan, en zo leerde hij heel aardig Engels door De hertog in de voorstad te vertalen.
Ik heb ongeveer op die manier Duits geleerd: doordat ik Duitse vertalingen aannam en niet uitbesteed kreeg. Ik heb ook altijd een zwak gehad voor vertalers die zeiden: "die taal ken ik niet" (of: "van dat onderwerp weet ik niets"), "dus stuur me die opdracht vooral toe." (Zie hierover ook een stukje in mijn "corporate blog". Ik had nog lang gepiekerd of ik dat stukje zou plaatsen, niet alle klanten waarderen die speelsheid.)

Verder: dat hier een mooi stuk over Edgar Wallace staat dat spot met alle regels van Wikipedia, dus geniet ervan zolang het kan.

En... dat je in Van het Reve's leesaantekeningen in Sanders of the river weliswaar helemaal kunt volgen hoe hij het land waarover Sanders het bestuur voert heeft narrowed down tot de Goudkust, maar dat zijn mededeling dat je niet te weten komt "hoe groot dat gebied is, hoeveel mensen er wonen en hoe het heet" niet helemaal klopt. In de allereerste alinea lezen we:
Long before he was called upon to keep a watchful eye on some quarter of a million cannibal folk, who ten years before had regarded white men as we regard the unicorn...
Maar verder kan ik alleen maar beamen dat het prachtige boeken zijn.

maandag 21 april 2008

Ha, Nazis Schmazis!

Een van de dingen die Popski's Private Army zo fascinerend maakt, is de eerlijkheid van de schrijver. Als lezer moet je dan zeer alert zijn, want een schrijver kan makkelijk die indruk van eerlijkheid wekken door gênante dingen over zichzelf te vertellen. Daarmee wint hij de lezer voor zich, zodat hij zijn rol verder naar hartelust kan verfraaien.

Zou dat bij Popski het geval zijn? Heeft hij zijn rol op cruciale punten opgeborsteld? Sommige acties zijn zo gedurfd en lopen zo goed af dat je het bijna niet kunt geloven - bijvoorbeeld wanneer hij in een fantasieuniform door een door de Duitsers en Italianen beheerst stadje in Lybië (Derna, nu Darnah) loopt om uit te vinden waar een krijgsgevangenenkamp is, en hoe hij de krijgsgevangenen daaruit zou kunnen bevrijden. Hij kent zijn talen, maar zou natuurlijk door de mand vallen als hij een serieus gesprek aanging met wie dan ook. Daarom praat hij Italiaans tegen de Duitsers en Duits tegen de Italianen. Hij weet met de aldus opgedane inlichtingen 45 gevangen te bevrijden.

Maar die gevangen zijn bevrijd, en van allerlei andere acties bestaan andere getuigenverslagen, die weliswaar een heel ander perspectief aan de zaak geven (zie hier voor een samenvatting van het boek met andere bronnen ter confrontatie), maar de feiten ondersteunen. Er blijven een paar vreemde dingen, waar ik hopelijk nog op terugkom, maar zo in het algemeen durf ik wel te zeggen dat je hem kan vertrouwen.

Dan is er nog iets. Als Popski in een zelfreflectie had geschreven dat hij een egoïstische thrill seeker was, had ik zijn eerlijkheid te goedkoop, te veel uit het boekje gevonden. Maar zijn eerlijkheid is echter. Hij schrijft hoe hij als een kind zo blij is als zijn arm er afgeschoten wordt, en hoe die blijheid maar langzaam overgaat in irritatie. Dat maakt een authentieke indruk.

Ook doet hij geen enkele moeite zijn politieke naïveteit te verhullen. Hij mocht de Duitsers. Goede soldaten. Alla, kun je nog zeggen, dat is de "tunnelvisie" van een militair. Maar dat hij in 1938 Duitsland bezocht en het er erg plezierig toeven vond, en pas in 1945, bij het zien van Franse krijgsgevangenen die een Oostenrijks concentratiekamp hebben overleefd, een besef begint te krijgen van wat er in Duitsland eigenlijk gebeurd was - dat had hij niet hoeven vertellen.

zaterdag 19 april 2008

À la guerre comme à la guerre

Als je oorlog voert moet je accepteren dat het erom gaat elkaar doden te bezorgen. De weinige militaire episodes waarbij geen doden vielen zijn de operettes van de krijgsgeschiedenis. Geen Rus is lyrisch over het staan aan de Oegra waarmee toch maar mooi het Tataarse juk definitief eindigde.

Dat de Geallieerden de Tweede Wereldoorlog wonnen, heeft onder meer daar mee te maken, dat de bevelhebbers niet op een paar duizend doden aan eigen kant keken bij het uitvoeren van een landing of zelfs maar een oefenlanding.

Dat wij in Afghanistan gaan verliezen, heeft onder meer daar mee te maken, dat de minister van defensie meent dat een generaal die zijn zoon tijdens die oorlog verliest, zich moet "concentreren op zijn persoonlijke situatie". Iedereen jammert maar dat onze regering een slap zooitje is en ik weiger normaliter mee te jammeren (ze doen in ieder geval geen kwaad), maar nu heeft iedereen eens gelijk. Doe je aan een oorlog mee, hou dan een stiff upper lip. Ik denk ook dat Van Uhm helemaal niet op dit soort medeleven zit te wachten.

Wat wél erg is: dat de jonge Van Uhm door een geïmproviseerde mijn om het leven is gekomen. Les van Popski. Je sterft als militair het liefst in direct gevecht. Naast mijnen scoren hoog op de lijst van gevreesde doodsoorzaken: verkeersongelukken, verdrinking, friendly fire. Een dieptepunt beleefde Popski's Private Army toen het drie mannen verloor die op weg waren een brug op te blazen die van weinig strategisch belang was en in het bereik van machinegeweren van de vijand lag. Dat was allemaal tot daar aan toe. Maar die mannen stierven toen ze op mijnen liepen die er door de eigen partij waren neergelegd.

vrijdag 18 april 2008

Popski's Private Army

Tijdens een spreekbeurt op de middelbare school zei een klasgenoot, Marc Immink, in het kader van het vaste onderdeel "Eigen mening" (die woorden spreek ik nog altijd op zijn Twents uit) over Soldaat van Oranje dat het een "uniek oorlogsboek" was. Ik heb dat nooit gecontroleerd, maar Erik Hazelhoff Roelfzema is, met alle respect, toch maar een kleine scharrelaar vergeleken met Vladimir Peniakoff, alias Popski. Ik vermoed ook dat Popski's oorlogsboek nog veel unieker is.

Karel van het Reve-liefhebber, waar kent u die naam van? Juist, uit de Geschiedenis van de Russische literatuur. De GRL, zoals we bij de Verzameld Werk-club voor het gemak zeggen. Daar staat hij, op pagina 81, in het stuk over Denis Davydov:

Hij was een groot liefhebber van oorlog, en beoefende ook wel de meest aantrekkelijke vorm ervan: met een kleine groep dapperen achter de linies van een machtige vijand opereren. Zijn verslag doet denken aan dat van zijn latere collega Penjakov, een Brits onderdaan van Russische afkomst, die tijdens de tweede wereldoorlog in Noord-Afrika en Italië achter de Duitse en Italiaanse linies opereerde met een kleine gemotoriseerde strijdkracht, die officieel Popski's Private Army heette.
Ja, en dan vind ik het leuk om in de bibliotheek van Karel van het Reve, waaruit nog steeds boeken te koop zijn bij Aioloz, een stukgelezen exemplaar van Peniakoffs verslag Popski's Private Army aan te treffen. Zou u het, nu ik u aan deze passage heb herinnerd, voor die drie euro hebben laten liggen? Ik denk het niet.

Wie de tweede wereldoorlog associeert met concentratiekampen, onderduik, gebombardeerde steden en de gruwelen van het Oostfront moet even wennen. Wat de jonge Brad Pitt in Thelma en Louise nog voorzichtig uitdrukt - "if done properly, armed robbery doesn't have to be an unpleasant experience" - gold voor Popski en zijn mannen zonder voorbehoud voor een nog veel ernstiger tijdverdrijf: als je je collega's zorgvuldig kiest en je jezelf niet ten doel stelt er levend uit te komen, dan is oorlog fun.

Ik wil mijn posts leesbaar houden, dus zal ik de komende weken proberen in korte stukjes Popski's vele interessante waarnemingen te bespreken.