vrijdag 26 mei 2006

Echo's van Karel

Als je een schrijver zeer bewondert en je je ook nog eens kunt vinden in zijn gedachtegoed (wat niet altijd samen hoeft te gaan), heb je de neiging hem te gaan imiteren. Dat hoeft helemaal niet erg te zijn. Ten eerste heb je voor jezelf in ieder geval een benchmark, en ten tweede lukt het toch niet. Als je goed genoeg bent, is je eigen stijl te sterk. Gerard Reve zei eens dat hij probeerde te schrijven als Ivan Toergenjev, of dat in ieder geval lange tijd geprobeerd had. Als je het weet zie je het, maar alleen dan.

Onder bloggers, columnisten en andere schrijvers van kortere non-fictie zijn er nogal wat die Karel van het Reve imiteren. Een van hen ben ik zelf. Maar laten we het niet over mij hebben. Laten we het hebben over Theodor Holman.

Ik moet eerlijk zeggen dat ik me wel kan vinden in de kritiek die hem sinds anderhalf jaar ten deel valt en die in de ingezonden brieven in het Parool wekelijks heftiger wordt: hij heeft het alleen nog maar over Theo van Gogh, en anders wel over Ayaan Hirsi Ali, of over radicale islamieten. Het is waar. Maar er is met zijn stukjes wel iets grappigs aan de hand: hij kan Karel van het Reve maar niet afschudden. Andere vrienden van Theo van Gogh zijn de rede allang voorbij en zien elk relativerend geluid als VERRAAD. Holman gaat af en toe ook die kant op, maar je voelt dat dat hem niet ligt. Hij moet het van zichzelf, hij is het verplicht aan Theo. Maar de invloed van Karel is sterker, waardoor Holman op belangrijke punten achterblijft bij zijn radicale vrienden.

Schelden doet Holman bijvoorbeeld niet. Karel van het Reve: "Bij ons thuis viel nooit een onvertogen woord en het in het openbaar gebruiken van onwelvoeglijke taal staat mij in hoge mate tegen." De ondergang van het morgenland, p.208). En als Holman iemand aanvalt doet hij dat op de punten waar het om gaat. Vooruit, een blockquote'je VhR, want volgens mij heeft Holman deze passage in zijn oren geknoopt:

Van der Paardt denkt dat hij een zeker effect bereikt bij de lezer door mij 'de hooggeleerde' te noemen, of door van tijd tot tijd in herinnering te brengen dat mijn lezing in een kerk plaats had. Oversteegen denkt dat hij mij een gevoelige polemische slag toebrengt door mij 'Karel de Kale' te noemen (Als argument zijn dit soort dingen erg zwak. Zo voeren mijn tegenstanders tegen mij aan dat het publiek hier en daar om mijn toespraak gelachen en enige keren geapplaudisseerd heeft. Ik vind niet dat zoiets tegen mijn beweringen pleit - zoals het ook niet voor Van der Paardt en Oversteegen pleit als er om hen niet gelachen wordt en hun woorden niet met applaus worden aangehoord.) Oversteegen, die lijkt te menen dat hoe meer van dat soort dingen je aanvoert hoe groter het effect, brengt niet alleen mijn hoogleraarschap tegen mij in het veld en mijn kaalheid, maar ook mijn broer en mijn communistische afkomst. Ik heb altijd geleerd dat je, tenzij je er iets erg leuks mee doet, dat soort dingen beter achterwege kunt laten: als je met Multatuli polemiseert of met Oversteegen, dan behoort het niet tot de goede toon om niet te spreken over Multatuli's astma of over die bochel van Oversteegen.
(Karel van het Reve, Een dag uit het leven van de reuzenkoeskoes (Amsterdam 1979), p. 157-158).

Maar het belangrijkste is dat Holman geen haat kan opbrengen tegen small time losers als Mohammed B. Ik heb genoeg geciteerd, maar er zijn al vanaf de Nacht op de Kale Berg meer dan voldoende aanwijzingen bij Karel van het Reve te vinden dat die er precies hetzelfde over zou hebben gedacht.

(Nee, dan de procederende buren van Ayaan. Vandaag het stuk in Vrij Nederland gelezen waarin ze uitgebreid aan het woord komen. Er is werkelijk niets goeds over hen te zeggen. Volkomen terecht reserveert Holman zijn scherpste bewoordingen voor dat soort mensen.)

Ik begon te zeggen dat je je leermeester niet blijft imiteren als je daar zelf te goed voor bent. Holman is er veel te goed voor - en schrijft meestal over thema's waarin hij Karel van het Reve niet kán imiteren, omdat die er niet over schrijft. Theo van Gogh is maar een kleine obsessie vergeleken met zijn ouders, de liefde en zijn depressiviteit.

Het stukje van afgelopen zaterdag in PS van de Week was gelukkig ouderwets leuk. Zoek het op, en als u het Parool niet leest ligt het misschien nog wel ergens bij vrienden. Hij komt te weten dat een hem onbekende vrouw een pornografische fantasie heeft waar hij een rol in speelt, wat tot aardige verwikkelingen leidt.

Maar wat voor mij het allermooiste was, zou u misschien missen. Holman schrijft op een moment:
's Avonds werd ik gebeld: ene Marjan. Ze had mijn nummer gekregen van I., die het weer had van IJ - terwijl ik gewoon in het telefoonboek sta.
Terwijl ik gewoon in het telefoonboek sta. Karel van het Reve schrijft ergens: "U kunt mij bellen, ik sta gewoon in het telefoonboek." Ik weet niet meer waar. Holman misschien ook niet. Maar hij kent het citaat. Het zou me zelfs niet verbazen als hij ondanks zijn toenemende beroemdheid zijn telefoonnummer gewoon in het telefoonboek vermeld heeft laten staan omdat Van het Reve dat ook deed.

Naschrift Zoals gewoonlijk ging ik mijn research na het schrijven doen. Holman schijnt op een moment gezegd te hebben dat Nederland islamvrij moet worden. Dat klinkt inderdaad meer als Leon de Winter. Maar ik vermoed dat hij ook hier weer in een wat simpelere vorm Karel van het Reve echoot: Nederland hoort een streng seculier land te zijn. Het christendom komt er bij Holman trouwens niet beter af, getuige zijn beroemde uitspraak "Nog steeds vind ik iedere christenhond een misdadiger" die hem een aanklacht wegens godslastering opleverde (hij werd vrijgesproken).

Verdomd, dat ik daar niet eerder aan heb gedacht. In het Parool van 14 januari 1995 (column Achteraf, opgenomen in de gelijknamige bundel, p. 353-355), wees Karel van het Reve Holman terecht, zij het redelijk mild. Letterlijk zal hij het niet bedoeld hebben, meent VhR, want dan zou Holman bijvoorbeeld ook Karels broer Gerard een misdadiger vinden.
Of bedoelt Theodor het allemaal heel anders en ziet hij in iedere christen een misdadiger, omdat hij iedere christen verantwoordelijk houdt voor alle misdaden die christelijke fundamentalisten in de loop der eeuwen hebben begaan? De heksenjacht. De martelaren van Gorkum. Het ketterbranden. De beeldenstorm. De eeuwenlange jodenvervolgingen. Noem maar op. Dat is wel een erg wrede opvatting, strijdig met de goedhartige aard van de verdachte.

Een andere lezersreactie op een column die ik gemist heb: "Onbegrijpelijk, die column van Holman in PS van 7 februari. Meent hij echt dat de vrijheid van meningsuiting onbeperkt kan en moet zijn?" Eh... Dit hoor je te herkennen als een van de meest beruchte meningen van Karel van het Reve. Ik ben wel bang dat hij in handen van Holman zonder valkussens werd gebruikt.

Naschrift 2 We blijven bezig. Toch even een citaat van Van het Reve over die onbeperkte vrijheid van meningsuiting, omdat het nota bene zijn conclusie is in diezelfde column over Holman en de christenhonden:
Er is een lid van het Hooggerechtshof van de Verenigde Staten geweest die Hugo Black heette en die ervoor pleitte om alle wetten waarin iets dat iemand zegt of schrijft strafbaar gesteld wordt, ongeldig te verklaren. Ik ben een aanhanger van die Hugo Black.
En om het prachtige echootje van Willem Elsschot: "Ik word op 't ogenblik vanuit Gent verneukt door een kerel, die Korthals heet en die het lijk van mijn schoonzuster in zijn bezit heeft."

maandag 22 mei 2006

Drie dagen waarin Ayaan en Rita Nederland in rep en roer brachten

Nu de rook is opgetrokken is en we alweer spijt hebben van de Diana-achtige taferelen (Ayaan is geen Diana, maar Diana was dat ook niet als u begrijpt wat ik bedoel) mijn two cents'.

1. Ayaan Hirsi Ali's ideeën speelden in de gebeurtenissen van de afgelopen week geen enkele rol, hoezeer zij, haar aanhangers en verschillende (vooral buitenlandse) commentatoren ook hebben geprobeerd de aandacht daarnaar te verleggen. Dit is nu eens echt een crisis die helemaal te analyseren is door te kijken naar de prozaïsche motieven van de spelers en de processen die door hun acties in gang werden gezet.

2. Rita Verdonk kon niet anders. Ze had zich al te zeer verbonden aan haar harde lijn. Ze zegt er niet over te hebben gepraat met haar campagneleider. (Dat had er nog eens bij moeten komen!) Maar ze moest een beslissing nemen die bij haar zelfgekozen imago paste, en dat ze dat moest heeft wel degelijk met die verkiezingscampagne te maken.

3. Ayaan wilde naar Amerika en liet al een poos merken dat Nederland eigenlijk te klein voor haar was. De "Ayaan-moeheid", door verschillende commentatoren gesignaleerd, maakte dat ze niet meer onaantastbaar was.

4. Verdonk zal gehoopt hebben nooit uitgedaagd te worden over Ayaan. Links had het kunnen doen om een humaner beleid af te dwingen. Maar dat zou (blijkt nu wel) levensgevaarlijke bluf zijn geweest.

5. In plaats daarvan werd Verdonk uitgedaagd door Hilbrand Nawijn, voor wie het misschien ook bluf was, maar die anders dan andere Tweede Kamer-leden niets te verliezen had.

6. Ayaan heeft er inderdaad nooit (nou ja, vanaf het moment dat de feiten algemeen bekend werden) een geheim van gemaakt dat ze haar immigratieverhaal bij elkaar gelogen had. Maar ze heeft óók nooit gezegd dat ze dat voor elke asielzoeker een legitieme manier vond om het land binnen te komen. Ik zou in ieder geval graag op zo'n passage gewezen willen worden. En als er zo'n passage is, vraag ik me af waarom ze Rita Verdonks harde lijn steunde.

7. Die afschuwelijke buren waren de afgelopen week bijna net zo irrelevant als Ayaans ideeëngoed. Bijna - want de zaak werkte wel door in het algehele gevoel van schaamte dat zich van velen meester maakte.

8. Verdonk had de emoties verkeerd ingeschat. Ayaan kon met een miniem showtje doen of het om een maatregel tegen haar persoon en haar ideeëngoed ging - dat ze zich daarbij rustig tegensprak door Rita geen verwijten te maken maakte niemand op dat moment iets uit.

9. Slaan we een pleefiguur in het buitenland? Ja, maar dat komt omdat (a) Ayaan wordt gepresenteerd als iemand die om haar ideeën monddood wordt gemaakt en (b) het wrede immigratiebeleid wordt gepresenteerd als iets Nederlands. Helaas doen Ayaan en haar aanhangers er alles aan om het beeld van (a) in stand te houden en is het nog te bezien of we als Nederlanders bereid zijn aan te tonen dan (b) onwaar is - dat het alleen om het beleid gaat van politici die nu nog aan de macht zijn, maar binnenkort een minderheid zullen blijken te zijn.

10. Het geeft natuurlijk geen pas om op dit moment dingen te zeggen over Ayaans confronterende werkwijze. De dansers op haar graf zijn nog veel verachtelijker dan haar botste vrienden.

zondag 21 mei 2006

Hans Ree helpt Harry Mulisch rekenen

De moeder van alle kansberekenings-narekenstukjes (zie mijn poging) is de column Rekenen van Hans Ree, voor het eerst gepubliceerd in de NRC van 14 november 1989 en opgenomen in de briljante verzameling Rode dagen en zwarte dagen (Amsterdam 1993), p. 16-18.

Het slachtoffer van Rees narekening is Harry Mulisch. Die heeft op een onbewaakt moment geschreven over de kans dat precies dezelfde mensen die hij in een tram op het Leidseplein ziet zitten op een andere dag precies hetzelfde traject zouden afleggen. Die kans lijkt hem klein, heel klein, astronomisch klein. Kleiner nog, indien mogelijk:

Ik denk dat het heelal te klein is om het papier te bevatten waarop het aantal nullen achter de komma staat, dat nodig is om die kans te beschrijven.
Hans Ree is keurig rekenend tot een heel andere conclusie gekomen. Als je het aantal passagiers op vijftig schat en de kans voor elke reiziger dat hij morgen in precies dezelfde tram zal plaatsnemen op één op de miljard schat, wat echt heel voorzichtig is (er zitten tenslotte niet alleen incidentele passagiers in, onder wie Amerikaanse en Japanse toeristen, maar ook heel wat Amsterdammers op weg naar hun werk), dan is de kans (10E-9)E-50, oftewel tien tot de macht min 9 tot de macht min 50, dus 10E-450 - een nul, een komma, dan nog eens 449 nullen en dan een 1. Imposant! Maar het is wel van een geheel andere orde dan waar Mulisch op uitkwam. Rees commentaar op het bovenstaande citaat van Mulisch:
Goeie genade. Er zou geen recht aan dit antwoord gedaan worden als ik het eenvoudig fout zou noemen. Het is fout op een fantastische, adembenemende manier. De fout is zo groot als het verschil tussen een blocnoteblaadje en het heelal. Het antwoord kan alleen gegeven worden door iemand die niet het minste benul heeft van kansberekening en, het klinkt hard maar het is niet anders, evenmin van de werking van het tientallig stelsel.
Hoe ze Ree bij de NRC ooit van de Achterpagina hebben kunnen verbannen om ruimte te maken voor een stel suffe bloggers is mij een raadsel. Lezer, als u toevallig over zulke dingen gaat: het is geen schande een fout goed te maken.

zaterdag 20 mei 2006

Ik help Alma rekenen

Hoe groot is de kans dat je op een grasveld in Central Park in New York een bekende tegenkomt? Alma stelt zich die vraag (Het Parool, PS van de Week, p. 35), en laat zich door haar vriendin Milena voorrekenen dat er op dat moment op Manhattan wel een acht miljoen mensen zouden kunnen zijn. Van hen kent Alma er twaalf.

Ik denk dat die 8 miljoen een overbodig gegeven is. Het enige wat telt is: hoe groot is de kans dat een van de twaalf mensen die je kent op hetzelfde moment op dat grasveld is (nou ja, binnen gezichtsafstand op dat grasveld, maar dat laat ik verder buiten beschouwing). Dat zou wel eens mee kunnen vallen, want die twaalf mensen zijn niet willekeurig gegrepen uit een vaas vol New Yorkers. Een forse meerderheid zal bestaan uit leeftijdgenoten, die net als zij over enige vrije tijd beschikken (anders had ze geen gelegenheid ze te leren kennen) en ongeveer dezelfde interessen hebben. Misschien heeft ze er zelfs wel een paar in het park leren kennen.

Het is een prachtige dag, er zijn veel mensen op het veld. Is het overdreven om voor elk van Alma's 12 bekenden de kans dat zij er op hetzelfde moment als Alma zijn op 1 op 100 te schatten? Dan zou de kans dat Alma ten minste één van hen tegenkwam - rekenen, rekenen - ongeveer 11% zijn. Dat valt dus weer mee. Maar misschien schat ik die 1 op 100 te hoog in.

Het doet er niet echt toe, want wie komt Alma tegen? Zekere Mick... uit Nederland! Daar had ze in haar (vastgelopen) berekeningen geen rekening mee gehouden: haar bekenden hoeven geen New Yorkers te zijn. En haar Nederlandse vrienden zijn op dit moment zo'n beetje hetzelfde als zij aan het doen. Reizen, steden bezoeken. En wat doe je als je op een mooie dag in een vreemde grote stad bent? Hetzelfde als in Amsterdam. Dus kom je Alma niet zoals gebruikelijk in het Vondelpark tegen, maar in het Central Park.

Fanny en Alma doen Hans Kemna

Vorige week liet ik in mijn stukje Fanny en Alma gaan door nog een kwestie open:

Ze lijken de kunst te verstaan om óf mensen voor gesprekken uit te nodigen die interessantere dingen te zeggen hebben dan je op het eerste gezicht zou denken, óf uit elke geïnterviewde het beste naar boven te halen.
Welke van de twee het is, is deze week duidelijk geworden. Ze nodigen geen mensen uit die interessante dingen te vertellen hebben, maar halen wel het beste uit elke geïnterviewde naar boven. En in het geval van Hans Kemna, de vijfde in een reeks geïnterviewde Hanzen, moet dat niet makkelijk geweest zijn. Wat een klier:
Ik heb een heel stoute diensttijd gehad. Ik heb daar heel vieze dingen gedaan. Heel veel seks gehad. Later kwam ik die mannen wel eens tegen met hun vrouw achter de kinderwagen. Dan zei ik ze altijd expres heel enthousiast gedag en dan kreeg ik een heel pissige blik terug!
Misschien kunt u daar om lachen. Ik niet. Het is een misselijke streek. Kemna suggereert dat die mannen net als hij homo's waren die, anders dan hij, te slap waren om "uit de kast" te komen. Ten eerste: als het zo is, lijkt dat me hun goed recht. Wat is er grappig aan om het gezinsleven van die ander in gevaar te brengen? Ik zou het nog kunnen begrijpen als het een wraakoefening was, als de jongens elkaar eeuwige trouw hadden beloofd. Maar ik krijg uit het citaat niet de indruk dat er zoiets speelde.

Ten tweede: waren die jongens wel echt homo? Het leger was in ieder geval in Hans Kemna's tijd een mannenmaatschappij met gevangenisachtige trekjes. Kemna kan zich er met zijn wereldwijsheid meer op zijn gemak hebben gevoeld dan veel andere jongens, die misschien nog nooit aan seks hadden gedaan en tobden over hun "identiteit". Een prooi voor de ware verleider. Zulke jongens zo'n trap na geven is ronduit wreed.

Dit behoorde natuurlijk niet tot het beste dat Fanny en Alma naar boven wisten te halen. Daarvoor kan ik beter het volgende fragmentje aanhalen:
Vroeger had ik veel sjans. Toen was ik mooi en jong. Maar mensen zijn nog steeds heel aardig tegen me. Ze weten wie ik ben en dat ik macht heb in de castingwereld. Ik ben ijdel, dus ik vind het niet zo erg.
Relativeringsvermogen heeft hij wel. En hij geeft een eigen fout toe. Ik vind het mager, hoor.

zondag 14 mei 2006

Fanny en Alma gaan door

In mijn stukje Profi's, dat ik schreef naar aanleiding van een interview van Fanny en Alma met Hans Kazàn, deed ik Fanny en Alma misschien niet helemaal recht. Ik dacht dat ik me verkeken had op Hans Kazàn, maar ik had me waarschijnlijk óók verkeken op F&A. Ze lijken de kunst te verstaan om óf mensen voor gesprekken uit te nodigen die interessantere dingen te zeggen hebben dan je op het eerste gezicht zou denken, óf uit elke geïnterviewde het beste naar boven te halen - beide niet geringe verdiensten, dus ze zitten altijd goed.

Fanny en Alma zijn intussen het beste wat het Parool te bieden heeft, nu die krant een groot deel van zijn pagina's vult met de weinig belangwekkende vastgoed- en penozesoap van Holleeder en Endstra (Holleeder had belangen in Yab Yum! Potjandoppie. Denken ze nu echt dat er gewone mensen zijn die denken dat dat soort zaken niet door dit soort figuren gerund worden?). En andere stukken in de categorie van Fanny & Alma, het lichtere genre zullen we maar zeggen, zoals deze week het interview met Maarten Spanjer in PS, willen gewoon niet beklijven.

Ligt het aan hun uiterlijk? Mooie meisjes lees je als "vieze oude man van boven de dertig" (Gerard Reve) misschien met een zekere welwillendheid. Maar met andere mooie meisjes als Renske de Greef en Ayaan Hirsi Ali had ik het al vrij snel gehad. Hun trucje is duidelijk, eigenlijk kunnen ze niet schrijven, en dan slaat die welwillendheid om in ergernis: krijgen ze alleen om hun uiterlijk die ruimte? Bij Fanny en Alma heb ik dat gevoel nooit gekregen.

Alma (de wulpsere van de twee) is naar mijn mening de beste. Het stukje dat begon met "Ik ben geil," waarin ze haar best doet zich te laten versieren door een onvoorstelbaar ordinaire jongen ("O, je schrijft? Net als Anne Frank! Kan je rijk mee worden!"), wat natuurlijk op een teleurstelling uitdraait, was direct herkenbaar, al heb ik nooit iets soortgelijks meegemaakt. Fanny blijft wat meer hangen in poëtische clichés, wat voor een meisje van 19(?) geen schande is. En het leuke is dat ze zelf het probleem inziet, als ze terugblikt op haar producties als vijftienjarige. Het is geen garantie dat ze het afleert, maar er is wel hoop.

Deze week Hans van der Togt. Wéér weten ze het klaar te spelen mijn sympathie op te roepen met iemand die vroeger bij ons thuis goed was voor de ruwste grappen ("Hehehe. Dag. Avro-hoofd.").

Ik had 23 jaar een vriend; die is in 1999 overleden aan aids. Nu ben ik single, zielig hè? De laatste zes jaar ben ik niemand tegengekomen. Volgend jaar ben ik zestig en alleen. Maar ik ga niet op zoek hoor! Al dat gedoe. En ik ga zeker niet naar van die nichtencafés.
Ik geloof het woord voor woord. Tegen Fanny en Alma jok je niet.

dinsdag 9 mei 2006

Soldaat van Oranje: geen held

Interview met de echte Soldaat van Oranje, Erik Hazelhoff Roelfzema, vorige week zaterdag in het Parool - ik heb het niet meer, dus hou me ten goede wat de details betreft. Maar hij zegt op een moment dat de film naar zijn avonturen hem niet bevalt, omdat een actie in een keer lukt, terwijl hij zelf eerst een keer of zeven de situatie ging beoordelen.

Dit is precies een van die dingen die voor mij een film kunnen bederven. Ik kan veel hebben:

* Mensen die zo aantrekkelijk zijn als je ze in Amsterdam hoogstens drie keer per jaar ziet.

* Dialogen die mooier zijn dan ze in het echt ooit klinken. Niemand die zich ooit verspreekt als dat in de filmsituatie niet speciaal de bedoeling is.

* Fysieke onmogelijkheden - al zijn er grenzen. Dat je op vreemde planeten kan ademhalen, OK. Maar dat je er een zeilboot vooruit laat varen met behulp van ventilatoren die vanaf de achtersteven tegen de zeilen blazen (Barbarella) - dat gaat mij te ver. (Voor wie hier geen rat ruikt: als die boot al zou gaan bewegen zou hij acheruit gaan.)

* Anachronismen: "Antoninus is wearing a Rolex watch" (Spartacus). Historische films doen meestal meer goed dan fout. Zie hoe weinig er eigenlijk mis ging in Gladiator.

* Iedereen verstaat elkaar. Tolken en vertalers, of gewoon elkaar niet begrijpen, komen er pas bij als het functioneel is in de film (taalprobleem moet oplossing raadsel uitstellen, vertaalster is love interest, of spion). Ongeveer zoals wc-bezoek: Vincent drie keer in Pulp Fiction.

Dat kan ik in het algemeen dus allemaal hebben.

Maar wat ik niet kan hebben is dat tijdens een gevecht op leven en dood in een fabriekshal de held opeens een ketting waarneemt en bliksemsnel begrijpt dat hij, als hij daar aan gaat hangen, zijn grootste tegenstrever na een forse omzwerving in de nek kan springen. Verrassing!

De Soldaat van Oranje heeft helemaal gelijk. Nu een deskundige het heeft gezegd zouden eigenlijk alle James Bondfilms opnieuw moeten worden opgenomen.

O ja. Net gemist worden. Als er ettelijke keren met scherp op je wordt geschoten word je normaalgesproken een keer geraakt. Is het nu echt zo moeilijk en wordt de film er nu echt zo veel saaier op als de held niet steeds door zulk dom geluk gered hoeft te worden? Een held neemt zijn veiligheidsmaatregelen.

Of is hij dan geen held meer? W.F. Hermans, De donkere kamer van Damocles:

Helden hebben we niet nodig. Wat is een held? Iemand die straffeloos onvoorzichtig is geweest. Onvoorzichtige mensen kunnen wij niet gebruiken.
En wachten met schieten natuurlijk als de tegenstander ontwapend op de grond ligt. "Voordat ik u om zeep help zal ik nog eens uitleggen hoe het allemaal zo gekomen is." Schiet nou, man, hij is zich aan het herstellen!

donderdag 4 mei 2006

Russische kinderen vertellen geen gaskamermoppen

Tenminste, niet als ze in Rusland naar school gaan, waar de Tweede Wereldoorlog de Grote Vaderlandse Oorlog heet en de Holocaust een voetnoot is, om de onvriendelijke karakterisering van Le Pen te gebruiken. Voor kinderen lijkt me dat gezonder dan hoe het tegenwoordig in Nederland toegaat.

Dat wij op school meer aandacht aan de gaskamers besteden dan in Rusland is juist. In de geschiedenisles moet de jodenvervolging besproken worden - en uitgebreid, al was het maar omdat de meeste kinderen er zelf veel over willen weten. En wie kunnen ze het beter vragen dan hun geschiedenisleraar - die er ook nog eens graag over vertelt.

Het vervelende is dat het daar in Nederland niet bij blijft. Buiten de geschiedenisles en zelfs buiten de school om zijn er allerlei projecten tegen vreemdelingenhaat en antisemitisme, waarbij er zelfs niet voor teruggedeinsd wordt hele doelgroepen (lees: Marokkanen) te targeten, tot het voor die doelgroepen organiseren van bezoeken aan Auschwitz aan toe.

Dan vraag je om recalcitrante reacties.

Als mensen mij proberen te dwingen iets erg te vinden word ik ook recalcitrant. Ik maak zelf wel uit wat ik erg vind, dank u. Ik uit dat door stukjes als dit te schrijven. Kinderen (sommige kinderen natuurlijk) gaan gaskamermoppen vertellen en de dodenherdenking verstoren.

Zou de dodenherdenking afgeschaft moeten worden? Ik denk niet dat we er iets aan zouden missen, maar er zijn ongetwijfeld mensen die er echt aan hechten. Het moet allemaal wel minder opdringerig worden. Wie niet mee wil doen hoeft niet mee te doen. Het zou ongeveer zo moeten zijn als wanneer er een begrafenisstoet langskomt. Dan ga je niet staan toeteren. Als je weet dat er om 8 uur twee minuten stilte wordt gehouden, dan zorg je dat niemand je hoort. Kleine moeite.

Is dat niet zoals het nu is? Nee, zo vrijblijvend is het nu helemaal niet. Misschien was het dat wel toen er een soort natuurlijke consensus bestond over het nut van herdenken. Maar die consensus is allang verdwenen. Ervoor in de plaats gekomen is de gedachte dat we als groep regelmatig moeten vieren dat we bepaalde waarden gemeen hebben. Dat doe je niet door een beetje rekening met anderen te houden. Dat is te vrijblijvend. Je moet MEEDOEN.

Maar je doet mee aan een grote komedie. Want: HOE KAN JE TIJDENS DIE TWEE MINUTEN NU PASSENDE GEDACHTEN OPROEPEN? Ik kon het als kind niet, en nu nog niet. Ik voelde me vanavond om 8 uur weer net zo'n vreemde als die Marokkaan die liever in Nederland dan in Marokko wilde wonen omdat je hier, als je je aan de regels houdt, een leven kan opbouwen zonder dat een corrupte bokkenlul je op een dag alles afpakt. Maar die daarom nog niet voor het Nederlands elftal wil juichen - pardon, die daarom nog niet een vroom gezicht wil opzetten op 4 mei om 8 uur 's avonds.

dinsdag 2 mei 2006

Hoe later op de avond, hoe schoner volk

Ik herken in de teksten op de website van Mulligans Irish Music Bar de meesterhand van vertaler en copywriter Ed Kakis. Wie anders zou op de pagina over bedrukte kledingstukken geschreven hebben:

Imagine two world-weary travelers passing each other on a lonely road in Tierra del Fuego. One is wearing a Mulligans fleece, the other sports a Mulligans knit cap. They give each other that knowing nod of recognition, and keep moving without another word.

Well, it could happen.
Ook de welkomspagina en de vijf redenen om Mulligans te bezoeken zijn goed.

maandag 1 mei 2006

En de negers in Amerika dan?

Russische moppen zijn verschrikkelijk leuk, als je ze begrijpt. Van de vele die ik heb gehoord begrijp ik er een paar. De kans is groot dat u de onderstaande niet zonder de nodige achtergrondkennis zou begrijpen, daarom probeer ik die eerst te geven.

* Russen kunnen enigszins paranoïde zijn. Of laat ik zeggen dat ze minder snel dan West-Europeanen en Amerikanen geneigd zijn de intenties van hun gesprekspartner gunstig te duiden.

* Wat er ook mis was in de Sovjet-Unie (en er was véél mis!) - de metro in Moskou reed. Hij reed zelfs geweldig. Razendsnel en zo frequent dat het niemand moeilijk viel om gedisciplineerd op de volgende metro te wachten als de vorige vol was gelopen. En voor de prijs hoefde je het ook niet te laten.

* Een van de stokpaardjes van de Sovjet-propaganda waren de afschuwelijke vernederingen waaraan de armen onder het kapitalisme werden blootgesteld. En dan met name de negers in Amerika. In een documentaire van Aliona van der Horst zie je een Rus die disciplinair in een psychiatrische inrichting was opgesloten op de vraag hoe hij daar werd behandeld antwoorden: "Als een neger in Amerika". Erger kan het niet.

De mop is kort:

Amerikaan, in de metro tegen een Moskoviet: "Wat een geweldige metro!"
Moskoviet, van woede naar woorden zoekend: "... How about negroes in America!"