maandag 21 april 2008

Ha, Nazis Schmazis!

Een van de dingen die Popski's Private Army zo fascinerend maakt, is de eerlijkheid van de schrijver. Als lezer moet je dan zeer alert zijn, want een schrijver kan makkelijk die indruk van eerlijkheid wekken door gênante dingen over zichzelf te vertellen. Daarmee wint hij de lezer voor zich, zodat hij zijn rol verder naar hartelust kan verfraaien.

Zou dat bij Popski het geval zijn? Heeft hij zijn rol op cruciale punten opgeborsteld? Sommige acties zijn zo gedurfd en lopen zo goed af dat je het bijna niet kunt geloven - bijvoorbeeld wanneer hij in een fantasieuniform door een door de Duitsers en Italianen beheerst stadje in Lybië (Derna, nu Darnah) loopt om uit te vinden waar een krijgsgevangenenkamp is, en hoe hij de krijgsgevangenen daaruit zou kunnen bevrijden. Hij kent zijn talen, maar zou natuurlijk door de mand vallen als hij een serieus gesprek aanging met wie dan ook. Daarom praat hij Italiaans tegen de Duitsers en Duits tegen de Italianen. Hij weet met de aldus opgedane inlichtingen 45 gevangen te bevrijden.

Maar die gevangen zijn bevrijd, en van allerlei andere acties bestaan andere getuigenverslagen, die weliswaar een heel ander perspectief aan de zaak geven (zie hier voor een samenvatting van het boek met andere bronnen ter confrontatie), maar de feiten ondersteunen. Er blijven een paar vreemde dingen, waar ik hopelijk nog op terugkom, maar zo in het algemeen durf ik wel te zeggen dat je hem kan vertrouwen.

Dan is er nog iets. Als Popski in een zelfreflectie had geschreven dat hij een egoïstische thrill seeker was, had ik zijn eerlijkheid te goedkoop, te veel uit het boekje gevonden. Maar zijn eerlijkheid is echter. Hij schrijft hoe hij als een kind zo blij is als zijn arm er afgeschoten wordt, en hoe die blijheid maar langzaam overgaat in irritatie. Dat maakt een authentieke indruk.

Ook doet hij geen enkele moeite zijn politieke naïveteit te verhullen. Hij mocht de Duitsers. Goede soldaten. Alla, kun je nog zeggen, dat is de "tunnelvisie" van een militair. Maar dat hij in 1938 Duitsland bezocht en het er erg plezierig toeven vond, en pas in 1945, bij het zien van Franse krijgsgevangenen die een Oostenrijks concentratiekamp hebben overleefd, een besef begint te krijgen van wat er in Duitsland eigenlijk gebeurd was - dat had hij niet hoeven vertellen.

Geen opmerkingen: