maandag 16 maart 2009

Seks en geweld

Ileen Montijn schoot vanmiddag uit haar slof over dit interview met Martin van Creveld, dat opent met een potsierlijk citaat: ‘Vechten is de grootste vreugde die je kunt beleven met je broek aan.’

Ja. Iets leuks met seks vergelijken is niet alleen ordinair, je begeeft je ook op glad ijs. Want is seks echt de grootste vreugde die er is? Waarom doen we het dan niet vaker? Misschien is seksueel verlangen altijd op de een of andere manier een drijfveer in ons handelen. Een afgekloven idee, maar het zou kunnen. Misschien werken we, leren we, voeden we kinderen op, vullen we belastingformulieren in omdat we deep down hopen te worden beloond met seks. Maar misschien ook niet. Zelfs op momenten dat seks het enige genot lijkt dat echt de moeite waard is, kunnen we toch ook nog aan andere dingen denken. Seks is niet de maat van alle dingen, en Van Creveld zou dat toch wel moeten weten.

Toevallig had ik vorige week zaterdag een katern van Volkskrant uit het zwembad mee naar huis genomen. Niemand leek nog belangstelling voor die krant te hebben, en wat is één katern nu (het Betoog in dit geval) op een hele zaterdagkrant. De paginabrede kop luidde: ‘Een wereld zonder geweld is verschrikkelijk’. Die stelling werd verdedigd door Martin van Creveld (en bestreden door Mient Jan Faber).

In dat stuk (het zit op de website van de Volkskrant onder de betaalknop, maar hier heeft iemand het online gezet, lees het zolang het kan), legt Van Creveld uit dat je oorlog alleen maar kunt uitbannen door gevoelens van agressie farmaceutisch te onderdrukken. En hij constateert dat nu eenmaal veel te veel mensen oorlog leuk vinden. Het zit in onze aard. Niet alleen bij mannen, ook bij vrouwen - die vallen op krijgers, en zo haalt hij de seks er op een andere manier weer bij.

Wat ik in dat stuk van vorige week alleen niet las, is dat Van Creveld blij is met die situatie waarin we van tijd tot tijd elkaar op leven en dood moeten bevechten. Hij concludeerde alleen, dacht ik, dat het middel erger zou zijn dan de kwaal.

Maar na het lezen van dat laatste stuk, waar Ileen zich zo aan ergerde, krijg ik ook het idee dat Van Creveld teveel met zijn onderwerp is gaan meevoelen. Dat kan in een paar eenvoudige stappen zijn gebeurd: de krijgshistoricus constateert dat mensen maar oorlog blijven voeren. Bedenkt dat de mensen dat gewoon willen. Waarom wil ik, krijgshistoricus, het eigenlijk niet? Maar... wíl ik het echt niet? Eigenlijk wil ik het ook! En dat geeft niets, iedereen wil het immers. Laten we alleen zorgen voor een goede oorlogscultuur om excessen te voorkomen.

Wat in beide stukken achterwege blijft, is de mogelijkheid om oorlog uit te bannen door redelijkheid en welbegrepen eigenbelang - "oorlog maakt meer kapot dan je lief is", zoiets. Nu kan het zijn dat Van Creveld weinig fiducie in die redelijkheid heeft, en dat we ons maar liever tegen de barbaren kunnen wapenen. Dat is een hard, maar verdedigbaar standpunt.

Dan blijf ik wel met dat citaat zitten waar dit stuk mee begon. Meent hij dat nou echt? Het kan uit zijn verband gerukt zijn, en niet echt zijn eigen gevoelens beschrijven. Hij is immers geen vechtersbaas. En zo'n vergelijking met seks kan een jongens-onder-elkaargrapje tegen de interviewer zijn geweest. Erg onhandig.

zondag 15 maart 2009

Ministeckje

De gevechtservaring tijdens de Tweede Wereldoorlog van de latere president Lyndon B. Johnson duurde precies 13 minuten: de tijd dat de bommenwerper waarin hij als observator meevloog door een Zero (jongens van mijn generatie herkennen 'm van de bouwpakketten) werd bestookt. Voor de ene vlucht kreeg hij een Silver Star, een hoge onderscheiding die bijvoorbeeld ook presidentskandidaten John McCain en John Kerry kregen, maar die hadden zich dan ook echt onderscheiden. Sommige bemanningsleden van Johnsons vlucht die hun volle tour van 25 vluchten overleefden kregen nooit een medaille, laat staan een Silver Star.

Johnson was op dat moment (1942) congressman, en generaal Douglas McArthur gaf hem zijn medaille ongetwijfeld uit politieke overwegingen. Netwerken. En ik denk ook dat hij in Johnson een mede-ijdeltuit herkende, die zich voor zo'n onverdiende onderscheiding niet zou generen.

McArthur had op het moment van de toekenning geen medailles meer, maar zei Johnson dat hij in de kamer ernaast wel de bijbehorende ribbons had liggen - daar moest hij er maar een van pakken. Later kocht Johnson de medaille erbij, en hoewel hij in zijn eerste interviews na zijn terugkeer in Washington nog liet doorschemeren dat hij hem eigenlijk niet verdiende, zette hij vervolgens meerdere uitreikingsceremonies in scène. De ribbon (hoe heet zoiets in het Nederlands? Wij noemden het in dienst een "ministeckje") bleef hij altijd dragen, en omdat die niet erg opviel placht hij, als hij zijn oorlogservaringen ter sprake bracht, met zijn linkerhand zijn revers met die ribbon te schudden.

Die oorlogservaringen zelf blies hij intussen steeds meer op. Niet één Zero hadden ze tijdens die vlucht neergeschoten, maar veertien. Andere vliegtuigen uit zijn formatie zien neerstorten. Met afgeschoten motor en doden aan boord kwamen ze terug. Paar goede vrienden verloren. En één vlucht? Nee, 60.000, 70.000 mijl had hij gevlogen in de vele maanden die hij in de gevechtszone had doorgebracht.

Veel mensen in zijn omgeving wisten dat hij loog, maar Johnson liet zich niet stoppen. Ook toen hij al lang en breed president was hing hij sterke verhalen op aan journalisten die geacht mochten worden hun feiten te checken - en dat deden ze ook.

Robert Caro verklaart dit genante gedrag door te zeggen dat Johnson het vermogen bezat dingen over zichzelf te gaan geloven die domweg niet waar waren. Caro baseert zijn oordeel op (op het moment dat hij Means of Ascent schreef) 15 jaar studie en citeert naaste medewerkers van Johnson die hier ook van overtuigd zijn. Toch waag ik het dit niet te geloven. Je herinneringen kunnen makkelijk "gekleurd" worden. Je kunt dat proces misschien een beetje sturen. Maar er zijn grenzen. Johnson was niet gek.

zondag 8 maart 2009

Welkom in de wereld, de wereld van K3

Ik ben het meestal niet eens met mensen die zeggen dat je van Google weinig leert. Het idee van die mensen is: je kunt uit al die informatie alleen maar iets nuttigs halen als je het al min of meer weet. De meeste informatie is ruis, kan je niets mee, zeggen ze. Maar ik doe met Google in combinatie met Wikipedia dagelijks schatten aan kennis op. Ik ben er de laatste paar jaar veel geleerder door geworden.

Toch zijn er wel degelijk dingen die te vinden moeten zijn, maar die je door die ruis niet vindt. Neem K3. Van tijd tot tijd vertrouwt een ouder van een klasgenootje van een van onze kinderen mij toe dat de liedjes van K3 eigenlijk best leuk zijn. Ja, KUNST, denk ik dan. (1) Je hoort niet hoe kreupel de teksten zijn (de meeste mensen hebben daar geen gevoel voor) en (2) je beseft niet de leukste liedjes covers zijn. Want zonder dollen: zo kan ik het ook.

O ja, vragen ouders me dan, want het is echt geen desinteresse - wat waren de originelen dan? Daarop moet ik het antwoord schuldig blijven. Ik weet dan wel zeker dat ik veel van die nummers ooit gehoord heb, maar ook weer niet heel vaak, en ik ben ontzettend slecht in liedteksten en namen van artiesten.

Nu zijn er mensen die van dit soort dingen verstand hebben. Een groot kenner is Vic van de Reijt. Maar die heeft niets van K3 in zijn Nederlandse cover top-100 opgenomen. Misschien waren de eerste hits van K3 in 2001 nog te vers, of niet goed of belangrijk genoeg om die lijst te halen. Misschien had hij K3 domweg even gemist - het zou kunnen, zijn dochter was er al te oud voor.

Iemand anders? Misschien, maar er is geen enkele zoekterm die je naar een site leidt waarop iemand zo'n lijstje geeft. 'Covers' brengt je naar de hoesjes. 'Originele muziek/nummers/hits' etc. - er zijn meer dan genoeg mensen die dat over K3 willen zeggen. De stukken in de categorie K3 in Wikipedia zijn even weinig informatief als de officiële site van de meiden. Een kritisch geluid of zelfs maar een serieuze beschouwing over het verschijnsel is niet te vinden.

In deze situatie is heel moeilijk verandering te brengen. De drempel om iets op Internet te schrijven is voor de meeste mensen ontzaglijk laag. Zeer velen hebben iets over K3 te zeggen. Zeer weinigen zijn kritisch. En iedereen schrijft alles van elkaar over. (Een bijzondere vermelding verdienen hierbij de "lyrics"-sites; je kunt tegenwoordig alle teksten van alle liedjes ooit geschreven online vinden, maar zonder achtergrondinformatie, en vooral de Nederlandse zijn op zeker moment door een analfabeet genoteerd en vervolgens eindeloos herplaatst). Tussen al die rommel is nuttige informatie die er misschien wel is niet te vinden.

Ik heb wel een plan, vergelijkbaar met dat van Al van Married with Children, die op een moment niet op een nummer kan komen. Gewoon alle hits vanaf de jaren vijftig afluisteren, via een rijtje gespecialiseerde internet-radiostation bijvoorbeeld. Leuk en leerzaam. Maar daar heb ik het te druk voor. En daarmee heb je die opgewekte Latin-nummers nog niet, waar de liedbewerkers van K3 zich ook nogal eens aan vergrijpen. Een genre dat ik niet kan horen. Beste Latijns-Amerikanen, zou ik willen zeggen: maak iets van je leven. Stop met die feestmuziek.