zondag 22 juni 2008

Toeteren

In mijn kantoor zit ik op gehoorafstand van het Muziekgebouw aan het IJ, waar op het moment een soort scheepstoeterconcert plaatsvindt. Kijk eens aan: gevonden. Jaja, de hoorns van die grote schepen klinken! Tijdens het cruise-seizoen horen we ze bijna dagelijks en het is altijd imposant. En nu mogen de kapiteins met Willem Breuker meedoen.

Ik herinner me van enkele jaren geleden (hoewel, het kan ook twintig jaar geleden zijn geweest, de tijd vliegt) een soort dans van havenkranen. Een choreografe had die met de kraanmachinisten ingestudeerd. De mannen hadden haar na afloop, vertelde ze, gejonast.

En wat dichter bij huis: mijn vrouw, ook kunstenaar, doet soms als leverancier van prachtfoto's mee aan "projecten". Eén daarvan haalde eens het programma van Hanneke Groenteman. De hoofdkunstenares had foto's weten over te zetten op tegeltjes en hield bij Hanneke niet op de medewerkers van de tegelfabriek te roemen. Zíj hadden het onmogelijke mogelijk gemaakt.

In het geweldige Heimat (deel 10 van de eerste reeks, Die Stolzen Jahre (1967), geeft Hermann een concert. Vreselijke moderne muziek, dus musici lacherig, publiek verveeld (maar houdt zich sterk), en in Schabbach, waar ze er op de radio naar luisteren, gaan ze gauw over tot de orde van de dag. Nur Glasisch ist fasziniert. De dorpsgek begrijpt het helemaal. Ik vind dat niet goed.

Toergenjev citeren

Vriend Jan schrijft:

In een van de Achterafjes schrijft KvhR dat Toergenjev in Aan de vooravond La Traviata een middelmatige opera vond. Dat moest ik dus even opzoeken, en wat blijkt: Toergenjev heeft het over een "eigenlijk banale" opera en middelmatige zangers. Dat is dus fout geciteerd want een banale opera hoeft absoluut niet middelmatig te zijn, maar kan ook heel goed of heel slecht zijn. Een vertaalkwestie kan het ook niet zijn, want de vertaling is van KvhR zelf. Of is er een Russisch woord dat zowel banaal als middelmatig betekent?
Het Russische woord is pošlyj - bij Nabokov-liefhebbers bekend uit diens het boekje over Gogol'. Het is goed te vertalen als "banaal" of bijvoorbeeld als "vulgair". Niet als "middelmatig", vind ik, en ik ben een tolerante redacteur. Zoals Jan het in de VhR's vertaling vond klopt het dus, en zoals VhR het in zijn Achterafje citeerde klopt het niet. Dit is het fragment uit VhR's vertaling van Aan de vooravond uit 1955:
Daar ging een opera van Verdi, een vrij banale eerlijk gezegd, maar een opera die heel Europa al was rond geweest en ons Russen goed bekend is, - Traviata. Het seizoen in Venetië was al voorbij, en alle zangers kwamen niet boven de middelmaat ui; ieder brulde er op los zo hard hij kon.
Jan maakt het nog wat spannender door te veronderstellen dat "banaal" geen oordeel over de kwaliteit inhoudt. Ik denk dat Van het Reve daar geen boodschap aan had. Hij herinnerde zich bij het schrijven van dat Achterafje, een 40 jaar na het vertalen van Aan de vooravond, dat Toergenjev geen gunstige indruk van de opera had. En dan kunnen die banaliteit en de middelmaat goed vermengd zijn geraakt.

Mooi gevonden, maar bij het annoteren van het Verzameld Werk lopen we tegen krassere staaltjes aan. Cursiveringen hieronder zijn van mij.

In het Siberisch dagboek beschrijft Van het Reve onder andere een ontmoeting met Russische schoolkinderen. Zijn talenkennis komt ter sprake. "Spreekt u ook Russisch?" vraagt een jongen. Iedereen valt over hem heen: "Hij spreekt de hele tijd Russisch met ons!" De jongen sputtert dan tegen dat VhR even daarvoor toch iets niet begrepen had. VhR zegt dan dat hij zijn vergissing helemaal kan meevoelen:
Het doet enigszins denken aan dat Russische meisje in een roman van Toergenjev die illegaal Rusland binnenreisde op een valse pas ten name van een Italiaanse gravin. Toen de grensbeambten - het speelt allemaal honderd jaar geleden - haar ondervroegen zei ze, in het Russisch: 'Jullie moeten mij geen vragen stellen. Je ziet toch dat ik een Italiaanse gravin ben en geen woord Russisch versta. Laat me met rust!' en werd verder met rust gelaten.
De roman waarnaar VhR verwijst, is Nieuwe gronden. Als je naar die passage op zoek gaat, kom je niet verder dan:
- Rocco di Santo Fiume, herhaalde Paklin, en ze drinkt thee als een Russin! Dat is wel erg onwaarschijnlijk! De politie zou meteen verdenking gaan koesteren.
- Aan de grens, merkte Masjoerina op, was er inderdaad een in zo'n uniform, die steeds maar bleef zeuren en vragen stellen. Op het laatst kreeg ik er genoeg van en ik zei: "Laat me toch in Godsnaam met rust, kerel!"
- Zei u dat in het Italiaans tegen hem?
- Nee, in het Russisch.
- En wat deed hij toen?
- Wat hij deed? Weggaan natuurlijk!
Toergenjev citeerde graag Poesjkin, Krylov en andere klassieken. Hij maakte daar bijna altijd fouten bij. In zijn annotaties van de brieven van Toergenjev (het vijfde Toergenjev-deel in de Russische Bibliotheek lijkt VhR er een sardonisch plezier in te hebben elke keer op die fouten te wijzen.

zondag 15 juni 2008

Wessel te Gussinklo

Ik had geloof ik nooit van Wessel te Gussinklo gehoord (of in ieder geval: zijn naam deed bij mij geen enkele bel rinkelen), tot ik het plastic van een Vrij Nederland scheurde - dat doe ik meestal twee weken nadat we 'm in de bus hebben gekregen, wat in dit geval het stuk 'De teloorgang' van Simon Kuper, een publicist die 'op een antropologische manier' over sport schrijft, op een leuke manier achterhaald maakte - en naast dat stuk van Kuper de rubriek aantrof waarin in dit nummer die Wessel te Gussinklo de jaloersmakende eer kreeg zijn vijf leefregels toe te lichten (jaloersmakend, jazeker, stel je even voor dat je dat mag: aan de Italiaans-Belgische journaliste Carolina lo Galbo (geb. 1980) vertellen wat je leefregels zijn - geen enkele vieze oude man van boven de dertig (G. Reve) zou die kans laten lopen, al moet hij zich er met een verlopen kop voor laten fotograferen - en natuurlijk als de wiedeweerga vijf leefregels bedenken, wat niet iedereen even goed afgaat) en benieuwd was wat ik al die jaren gemist had.

Een snelle speurtocht levert op: hij houdt van lange zinnen met zijsprongen. En in zijn romans is hij een meester in gênante scènes. Die romans ga ik niet lezen. Dat is natuurlijk makkelijk beloofd voor iemand die geen tijd heeft om welk boek dan ook te lezen, dus laat ik dit aanscherpen: al waren het de laatste boeken ter wereld, ik zou ze niet lezen, want ik kan niet tegen gênante scènes. Maar hij heeft ook pas een boek geschreven dat Palestina als adderkluwen heet en dat misschien wel interessant is.

Ik krijg uit wat ik erover lees de indruk dat Te Gussinklo vindt dat de Palestijnen niet moeten mieren en hun verzet moeten opgeven. Elsbeth Etty citeert hem over de Amerikaanse Indianen: 'Waren het gewoon blanken geweest dan hadden ze, het vergeefse van hun verzet inziend, wat bijgeleerd.' Ik heb zelf al eens de parallel getrokken tussen Palestijnen en Indianen. Als je verder niets 'hebt' met die Indianen, kun je al snel zeggen: het was natuurlijk fout om Amerika op hen te veroveren, maar nu is het toch maar mooi het land waar Barack Obama president kan worden.

Te Gussinklo nu lijkt nog een stapje verder te gaan, en te vinden dat de slachtoffers zich beter snel in hun historische rol hadden kunnen schikken. Dat zou een wreed oordeel zijn. Wie zich tegen een verkrachter verzet, verdient het niet dom genoemd te worden, al is die verkrachter veel sterker en heeft hij een boekenkast vol boeken.

maandag 9 juni 2008

Kennen jullie deze?

Lieneke Frerichs, hoofdredactrice van het Verzameld Werk van Karel van het Reve mailt mij en mede-vrijwilliger Anne Pries een fragment van Karel van het Reve dat u waarschijnlijk nog niet kende (ik hoop dat ik hier geen problemen mee krijg, ga dat Verzameld Werk kopen, dan zal het me vergeven zijn):

Er waren eens twee Russische schrijvers. Het was in de vorige eeuw. De een was een godloochenaar, die een godloochenend artikel geschreven had. De ander was een gelovige, en hij maakte zich op om in zijn krant de godloochenaar aan te vallen. Toen verbood de Russische regering het blad van de godloochenaar. De gelovige schreef toen in zijn eigen blad ongeveer het volgende: ik was van plan de godloochenaar aan te vallen, maar nu de regering zijn blad verboden heeft kan ik dit niet meer doen, want het is ongepast iemand in het openbaar aan te vallen, die zich niet in het openbaar kan verdedigen.
Weten wij wie de gelovige en de godloochenaar zijn, over welk blad het gaat, en wanneer dit plaats vond?

Het geval komt ons bekend voor. Zouden we het niet gewoon in de Geschiedenis van de Russische Literatuur gelezen hebben? Alle "reactionairen" in de index nagaan, reactionairen bovendien die iets met tijdschriften hadden. Dostojevski? Nee, dan zou het te algemeen bekend zijn. Boelgarin? Aantrekkelijk idee, typisch iemand die tussen de schofterigheden door opeens zoiets moois zou doen. Maar: geen enkele aanwijzing. Daarna beginnen de namen wel erg klein te worden. Goede raad is duur. Lieneke vragen of we digitaal in de GRL mogen zoeken. Vooruit, zegt Lieneke. Maar ze waarschuwt dat het enige dat er een beetje in de buurt komt een fragmentje is over Ivan Aksakov in het hoofstuk over de dichter Tjoettsjev:
Toen zijn schoonzoon, de journalist Ivan Aksakov, weigerde met een tegenstander te polemiseren wiens blad verboden was, keurde hij deze weigering goed.
Maar het is raak. En het blijkt dat een goedgevulde bibliotheek alleen maar ballast is, vooral als je iets zoekt dat speelt in een land waar ze (a) verstand van computers hebben en (b) hun culturele erfgoed waarderen. In Rusland hebben ze de Biblioteka Maksima Moškova, vergeleken waarbij het project Gutenberg een lusteloos opgevolgd ideetje is. Vanaf de pagina Klassika in mijn favorieten is het maar twee muisklikken naar de sleutelpassage: naar de pagina van Aksakov, en van daar naar een artikel over Tjoettsjev en Aksakov in hun strijd tegen de censuur. En daar staat het allemaal keurig in, al moet je je door wat taai proza worstelen. U ziet het te zijner tijd hopelijk in een voetnoot.

zaterdag 7 juni 2008

Artis en de meisjes

Dochter van negen wilde absoluut niet mee naar Artis. In het "nawoord" van haar werkstuk had ze nog geschreven: "Ik vind het ook leuk om vaker naar het vlinderpaviljoen in Artis te gaan om vlinders te bekijken." Maar ze wilde niet mee. Ook niet als we patat zouden gaan eten. Ook niet als de consequentie zou zijn dat haar zusje en broertje wel patat zouden eten en zij niet. En geen compensatie, of ze zou toevallig patat moeten krijgen bij het vriendinnetje waar ik haar uiteindelijk dumpte (wat niet gebeurde).

Met dochter van zeven en zoon van vijf dan maar. En het moet gezegd worden: die dieren, ik kan er best even naar kijken, maar met een jaarkaart worden ze niet interessanter. En wat ik als "vieze oude man van boven de dertig" ook vervelend aan Artis vind: er komen geen mooie meisjes. He did not mean to say that there were no pretty women, but the number of the plain was out of all proportion. (Lees hier het boek of koop de film.) Dik, en de Nederlandse getatoeëerd, de allochtoonse vermoeid en de toeristes in tenues die ze thuis niet zouden dragen.

Evengoed, het was niet helemaal verloren tijd. In het restaurant was het rustig (iedereen wilde buiten zitten, maar hoeveel licht en warmte kun je op een middag hebben?) en ik leerde (dat is weer het voordeel van die jaarkaart, je leert toch elke keer weer iets), dat je het kleinste zeeleeuwtje achter de ruit echt eindeloos kunt bezighouden met een twee-eurostuk, wat je status als vader verhoogt - het nijlpaard haar bek open laten doen en de gibbons een hand geven kon ik al.

Maar het gebrek aan mooie meisjes bracht me wel tot een inzicht. Mooie meisjes weten waar ze moeten zijn, en vooral waar ze niet moeten zijn. Daarom gaat mijn vrouw al nooit met plezier naar Artis. Daarom gaat mijn dochter van negen nu liever niet.

vrijdag 6 juni 2008

Geen kwaad woord over juf D.

Er zijn kunstkenners die geen vervalste kunstwerken kunnen aanraken. Die deinzen meteen terug. Ik had die reactie eens toen mijn stagebegeleider me een fraai werkstuk wilde laten zien. Klein lettertype op het voorblad, dan weet je dat het binnenin nog kleiner is. En dan een pak papier van zeker tachtig bladzijden. Dan weet je al dat die niet zelf geschreven zijn.

Ik ben bang dat ik daar uitzonderlijk in ben - niet in het herkennen van plagiaat, maar in de reactie erop. Dat leraren bij alle werkdruk niet ook nog eens plagiaatpolitie willen zijn, is begrijpelijk. Zo makkelijk als je ziet dat een alinea, een zin, een woord niet door een leerling bedacht is, zo moeilijk is het dat te bewijzen. En dan vind je eens iets met Google... "Dat ene zinnetje," zegt zo'n moeder dan, "daar ga je (je) toch geen onvoldoende voor geven?" Ik geef het u te doen.

Maar dit zou allemaal makkelijk te voorkomen zijn door de werkstukken te vervangen door pittige stelopdrachten. Alleen, dat gebeurt niet, en ik denk dat een van de redenen is dat veel leraren die bij elkaar gejatte werkstukken écht mooi vinden. Ze willen geen onderzoeksverslag van tien bladzijden in groot corps lezen, ze willen een gelikt boekwerkje doorbladeren. Vooral van de wat mindere leerlingen, want daar willen we ook zo graag eens iets goeds van zien.

Daar was ik in ieder geval van overtuigd toen ik als goede vader mijn dochter van negen met haar werkstuk hielp. Over vlinders, en ze had zich goed ingelezen. Ik wilde haar zelf alles in haar eigen woorden laten schrijven, en dat kan ze heel goed, maar ik zat me inwendig al voor te bereiden op de discussies die ik met haar juf zou moeten aangaan als ze slechts een v of een g (en geen zg) zou krijgen, omdat het te kort zou zijn. Omdat er eigenaardige woorden in zouden staan. Omdat het, kortom, helemaal het werk van een meisje van negen zou zijn.

Eergisteren ingeleverd. Gisteravond vroeg ik mijn dochter voorzichtig of ze al iets gehoord had. "O ja. Zeer goed." "Je bedoelt zg? Het beste? Is dat echt het cijfer... Eh, je letter, zeg maar?" "Ja hoor, kijk maar wat juf schrijft". Juf schrijft:

zg
Lieve Z...
Wat een prachtig werkstuk. Mooie plaatjes en je vertelt goede en interessante dingen.
D.....
Kom snel een afspraak maken
Die afspraak is voor haar spreekbeurt. Ik leef volop mee. Over werkstukken heb je nog controle.

woensdag 4 juni 2008

Hillary for Justice

Pfffffffff. En wat doen we nu met Hillary. Geen vice-president natuurlijk. Ze is geen dienstbaar type. En als het haar lukt haar eigen ambities in toom te houden, dan zit je nog altijd met Bill, die zich ook al niet op de achtergrond kan houden. (En dan zijn gedrag tijdens deze campagne. Ik ben altijd een fan van hem geweest, maar ik herkende hem domweg niet meer. Het was allemaal buitengewoon onwaardig. Nee, die willen we niet meer.)

En de stemmen van Hillary dan? Dat schijnt wel mee te vallen. Analisten lijken het er over eens te zijn dat de grootste groep Hillary-aanhangers, de echte Democraten, met enige tegenzin toch wel op Obama gaan stemmen. Een nieuwe, kleinere groep Clinton-stemmers bestond uit Reagan Democrats, als Democraat geregistreerde simpele zielen, die voor de duivelse keuze tussen een vrouw en een neger geplaatst voor de vrouw gingen, maar in de algemene verkiezingen naar McCain zullen overlopen, of Hillary nu op het ticket staat of niet.

Hillary is voor Obama dus van geen waarde vice-president, noch als stemmentrekkende running mate. Maar hij kan haar niet negeren, want ze moet het komende half jaar wel loyaal zijn. De Democraten moeten een front vormen. Die-hard Hillary-fans mogen niet stiekem hopen dat Obama verliest, opdat Hillary het in 2012 weer kan proberen, tegen de dan 76-jarige McCain.

Het is geen nieuw idee, maar hoog tijd het weer van stal te halen. Want wat we moeten doen is: Hillary beloven dat ze lid van het Hooggerechtshof mag worden. Zulke deals zijn eerder gemaakt. Het beste voorbeeld is Earl Warren, die door Eisenhower beloond werd voor zijn steun tijdens de presidentscampagne - terwijl Warren als populaire gouverneur van Californië zelf presidentskandidaat had kunnen zijn.

Maar is het wel moreel, past het wel bij Obama? Ja, geen probleem. Al die rechtersbenoemingen zijn politiek, en zo slecht zou Hillary niet zijn. Dat ze nooit rechter is geweest is geen bezwaar, ze is juriste, heeft veel praktische ervaring met constitutioneel recht en niemand heeft haar ooit van luiheid (of domheid) beticht.

En het mooiste is: het is voor haar een prachtige baan. Misschien wel mooier dan het presidentschap. Geen verkiezingscampagnes meer. Geen mensen die je te vriend moet houden. Respect van vriend en vijand (geen Amerikaan heeft ooit een Justice een idioot genoemd). Meer kansen om blijvend iets voor Amerika te doen dan als president.

Ja, als we haar de eerstvolgende openvallende positie aanbieden en de Obama-sceptici binnen de partij weten, voelen dat er zo'n deal is, dan gaan ze ouderwets hard aan het werk en wordt McCain weggevaagd.

Enige gevaar: dat Hillary zich, bevrijd van alle verplichtingen aan haar omgeving in een positie die ze voor het leven bekleedt, in onvoorspelbare richtingen gaat ontwikkelen. Een mooi voorbeeld is weer Warren. Eisenhower loste niet alleen een belofte in door hem te benoemen, maar dacht ook een staunch conservative binnen te hebben gehaald. Maar Warren, bij zijn benoeming 62 jaar oud, ging plotseling aan reflectie doen en was binnen een paar jaar een overtuigde liberal.

zondag 1 juni 2008

Haat

Toen ik op de middelbare school zat, was ik erg links. Ik ben nog steeds vrij links, want al ben ik dan ondernemer en heb ik geen moeite met principes als "loon naar werken", ik vind nog altijd dat het in de wereld oneerlijk verdeeld is. En dat dat misschien wel, misschien niet recht te zetten is, maar dat het zéker niet goed zal komen door alles op z'n beloop te laten. Overheden moeten de zwakken verheffen en de sterken in toom houden. Daartoe mogen ze nette burgers als mij rechten ontnemen en plichten opleggen. Verder vind ik dat je slechts in uiterste nood geweld mag gebruiken. Als je dat allemaal vindt, ben je per definitie links.

Maar mijn linksheid is niet meer zo compleet als toen ik op de middelbare school zat. Toen vond ik iedereen die er anders over dacht gevaarlijk, asociaal, een saboteur, een krankzinnige die er met zijn egoïstische gedrag voor zorgde dat alles even erg bleef als het was, nee, dat alles alleen maar erger zou worden. Honger, oorlog en woningnood waren hun schuld. De vijand waren ze. En ze waren nog herkenbaar ook: ze droegen collegesjaals, lamswollen truien en penny-schoenen.

Toen mijn vader me eens hoorde praten over een van die "kakkers", zekere Gert Looijesteijn, die bij maatschappijleer serieus het plaatsen van de kruisraketten had verdedigd, vroeg hij (mijn vader) of ik die jongen Looijesteijn soms haatte. Ik verzekerde hem dat ik dat niet deed, maar moest voor mezelf toegeven dat ik, tja, dat wel deed.

Behalve door dat soort incidentele vragen van mijn vader, ben ik door het lezen van Karel van het Reve afgekomen van zowel van mijn meest linkse ideeën (want, dat vergat ik te zeggen, ik was vóór de dictaturen in Cuba en Nicaragua) als van die haat jegens andersdenkenden.

Lezer, u kent hopelijk de Uren met Henk Broekhuis. Probeer u voor te stellen hoe een ernstige zeventienjarige jongen daarop reageert. Een jongen die, dat vergat ik ook nog te zeggen, op het vwo negens haalde voor de exacte vakken én voor Nederlands. Bij zo iemand komen de redeneringen van Van het Reve stevig aan. De schellen zouden hem van de ogen vallen, denkt u waarschijnlijk.

Bijna. Ik voelde me er zeker ongemakkelijk door, maar het proces dat mijn vader en VhR in gang zetten, werd pas een paar jaar later voltooid. Toen de schellen me uiteindelijk van de ogen vielen, studeerde ik al in Amsterdam, maar wanneer het precies gebeurde zou ik niet durven zeggen. Die haatgevoelens waren al eerder verdwenen; zo tegen het eindexamen mocht ik die Looijensteijn ook wel, al was hij geen haar beter geworden.