zondag 15 maart 2009

Ministeckje

De gevechtservaring tijdens de Tweede Wereldoorlog van de latere president Lyndon B. Johnson duurde precies 13 minuten: de tijd dat de bommenwerper waarin hij als observator meevloog door een Zero (jongens van mijn generatie herkennen 'm van de bouwpakketten) werd bestookt. Voor de ene vlucht kreeg hij een Silver Star, een hoge onderscheiding die bijvoorbeeld ook presidentskandidaten John McCain en John Kerry kregen, maar die hadden zich dan ook echt onderscheiden. Sommige bemanningsleden van Johnsons vlucht die hun volle tour van 25 vluchten overleefden kregen nooit een medaille, laat staan een Silver Star.

Johnson was op dat moment (1942) congressman, en generaal Douglas McArthur gaf hem zijn medaille ongetwijfeld uit politieke overwegingen. Netwerken. En ik denk ook dat hij in Johnson een mede-ijdeltuit herkende, die zich voor zo'n onverdiende onderscheiding niet zou generen.

McArthur had op het moment van de toekenning geen medailles meer, maar zei Johnson dat hij in de kamer ernaast wel de bijbehorende ribbons had liggen - daar moest hij er maar een van pakken. Later kocht Johnson de medaille erbij, en hoewel hij in zijn eerste interviews na zijn terugkeer in Washington nog liet doorschemeren dat hij hem eigenlijk niet verdiende, zette hij vervolgens meerdere uitreikingsceremonies in scène. De ribbon (hoe heet zoiets in het Nederlands? Wij noemden het in dienst een "ministeckje") bleef hij altijd dragen, en omdat die niet erg opviel placht hij, als hij zijn oorlogservaringen ter sprake bracht, met zijn linkerhand zijn revers met die ribbon te schudden.

Die oorlogservaringen zelf blies hij intussen steeds meer op. Niet één Zero hadden ze tijdens die vlucht neergeschoten, maar veertien. Andere vliegtuigen uit zijn formatie zien neerstorten. Met afgeschoten motor en doden aan boord kwamen ze terug. Paar goede vrienden verloren. En één vlucht? Nee, 60.000, 70.000 mijl had hij gevlogen in de vele maanden die hij in de gevechtszone had doorgebracht.

Veel mensen in zijn omgeving wisten dat hij loog, maar Johnson liet zich niet stoppen. Ook toen hij al lang en breed president was hing hij sterke verhalen op aan journalisten die geacht mochten worden hun feiten te checken - en dat deden ze ook.

Robert Caro verklaart dit genante gedrag door te zeggen dat Johnson het vermogen bezat dingen over zichzelf te gaan geloven die domweg niet waar waren. Caro baseert zijn oordeel op (op het moment dat hij Means of Ascent schreef) 15 jaar studie en citeert naaste medewerkers van Johnson die hier ook van overtuigd zijn. Toch waag ik het dit niet te geloven. Je herinneringen kunnen makkelijk "gekleurd" worden. Je kunt dat proces misschien een beetje sturen. Maar er zijn grenzen. Johnson was niet gek.

Geen opmerkingen: