maandag 29 oktober 2007

Droom en wetenschap

Afgelopen nacht droomde ik dat ik eindelijk wist waar Jimmy Jazz van The Clash over ging, een liedje dat ik al 27 jaar zeker een keer per week en vaak wekenlang dagelijks in mijn hoofd zing. Het is niet vreemd dat ik het nooit begrepen heb - probeert u er maar eens chocola van te maken. Het is een tekst die het van de muziek moet hebben, en van de voordracht.

Pas toen ik vanochtend om half tien op de fiets naar mijn kantoor zat wist ik zeker dat mijn gedroomde uitleg nergens op sloeg. Daar had ik de research die ik net voor de vorige alinea heb gedaan niet voor nodig.

Waarom zo'n vertrouwen in een droom dat ik hem de eerste uren na het opstaan nog serieus nam?

Allereerst: het gebeurt me wel eens dat ik plotseling een oplossing heb voor een probleem dat me jarenlang heeft beziggehouden. Vaak is dit een probleem op het gebied van songteksten. Dat zingen van mij, al dan niet in mijn hoofd, is eigenlijk op een kinderlijke manier reproduceren, de dichtstbijzijnde bekende woorden nemend, vaak zonder verder dan één couplet te komen. Jimmy Jazz gaat vaak ongemerkt over in de The Guns of Brixton. Als ik me door een toevalligheid eens in zo'n liedje verdiep, begrijp ik het soms ineens wel. En zo'n toevalligheid zóu een droom kunnen zijn.

Verder ben ik niet kinderachtig op het gebied van dromen. Ik heb altijd geloof gehecht aan het verhaal dat August Kekulé, de ontdekker van de ringstructuur van benzeen, die structuur in een droom had gezien. Zolang je maar niet een complete oplossing verwacht, je zou toch tenminste op een idee kunnen komen. Kekulé zal ook niet tijdens zijn droom hebben de bijbehorende berekeningen correct hebben uitgevoerd. Hij zag die ring, en die zette hem op het juiste spoor. (Ik vind nu pas dat het slechts een Halbtraum, een dagdroom was.)

Tenslotte was mijn droom misschien iets meer "lucide" geworden dan mijn dromen normaalgesproken zijn, en dat zou kunnen komen doordat ik gisteravond nog een interessant stuk over slaap had gelezen in de Wetenschapsbijlage van de NRC van afgelopen zaterdag.

Met dat stuk was trouwens iets raars aan de hand. Of eigenlijk met een kadertje in dat stuk over de effecten van slapeloosheid. Daarin werd gerefereerd aan de ervaringen van een martelaar (in de betekenis van: iemand die martelt, in dit geval een bewaker die gevangenen wakker hield door ze verschrikkelijk te schoppen als ze in slaap vielen). Dat roept toch ethische vragen op, lijkt me. Nu ben ik een makkelijke jongen. Je mag van mij alle nuttige informatie gebruiken, zelfs al is de verstrekker er op een weerzinwekkende manier aangekomen. Maar je hebt als onderzoeker toch wat uit te leggen. Ik denk dat de NRC niet zo gauw Josef Mengele zou citeren, als die iets interessants zou hebben ontdekt over erfelijkheid.

Geen opmerkingen: