vrijdag 17 maart 2006

Hij wachtte maar niet op zijn dubbeltje fooi

Heeft iedereen een hekel aan jaartallen? Van 1966 tot 1972 woonde ik in Leiden. Volgens mijn moeder had ik een prachtige stem - zo mooi, dat ik wat haar betreft bij de beroemde Leidse Sleuteltjes zou gaan. Het heeft niet zo mogen zijn, al voordat ik zeven werd verhuisden we naar Hengelo. In veel opzichten een vooruitgang, maar geen zangcarrière voor mij.

Nu luister ik in de auto naar de Leidse Sleuteltjes-versie van de kinderliedjes van Annie Schmidt. Het is een heruitgave van de LP die mijn ouders hebben. Het moet een opname uit mijn tijd zijn, maar het hoestekstje vertelt niets. Het lijkt er nu ook op dat die ook niet op de plaat staat - althans geen enkele website met antiquarische exemplaren vermeldt er een. Ook de website van de Leidse Sleuteltjes (ze bestaan weer!) doet niet aan zulke harde feiten.

Er zijn daar wel een paar antwoorden op sluimerende vragen te vinden. Over het perfectionisme en het geweldige articuleren bijvoorbeeld: de Leidse 'r' werd er uit geramd, en er werd veel waarde gehecht aan het tegelijk eindigen op een slot-'t'. Zoveel, dat bij plaatopnames maar één kind die mocht uitspreken. Zou het echt waar zijn? Volgende keer nog beter luisteren.

Maar de grootste vragen blijven onbeantwoord. Om te beginnen: was het niet een meisjeskoor? Dan had ik weinig kans gemaakt.

Ten tweede: beschikten zij over een oervorm van de teksten die beter was dan wat er uiteindelijk is overgeleverd in Annie M.G. Schmidt, Ziezo (Amsterdam, 1987)? Of werden de teksten aangepast? Als dat zo is, verdient de bewerker (dirigent Henk Franke, componist Paul van Westering?) bijzondere lof. Want de toch al razend goede teksten werden nog beter. Neem "De kraai in de zilveren kooi". Een kraai kan praten, zijn eigenaar verdient daar zijn brood mee, wordt bij graaf ontboden voor privé-optreden, beledigt daar graaf. Het vierde couplet luidt, volgens Ziezo:

Daar kwam dus de kraai met kooi en al.
Zo zo, zei de graaf, ahá!
Wat mij betreft, steek nu maar van wal.
Ik ben zo benieuwd, wat ie zeggen zal!
Maar de kraai zei geen boe en geen ba, nee!
De kraai zei geen boe en geen ba.
Dat hoor ik in het liedje zo, varianten door mij gecursiveerd:
Daar kwam dus de kraai met kooi en al.
Zie zo, zei de graaf, ahahaha!
Wat mij betreft, steekt u maar van wal,
Ik ben zo benieuwd, wat hij zeggen zal!
Maar de kraai zei geen boe of geen bahaha!
De kraai zei geen boe of geen ba.
Vooral dat arrogant-verstrooide "u" tegen een kraai zeggen is geniaal, vooral ook als je vervolgens in de derde persoon doorgaat. En dan "hij" natuurlijk - goed gearticuleerd zoals het bij de Leidse sleuteltjes past, maar ook omdat dat bij een graaf toch beter past. Hij viel al een klein beetje uit zijn rol door eerlijk te zeggen dat hij zo benieuwd is.

Het laatste couplet is ook prachtig (ik hou nu maar de plaatversie aan):
Dat was niet zo mooi, dat was niet zo mooi,
Voor zijn baas, de man met de bahahaard.
Hij wachtte maar niet op zijn dubbeltje fooi,
En vluchtte maar gauw met de kraai in zijn kooi,
En de graaf was totaal van de kahahaart,
De graaf was totaal van de kaart.
Je ziet de baas voor je. Waarom moest dit nou zo nodig, hij had de hele middag op de kermis kunnen staan en al een paar gulden hebben verdiend. Nog even blijven? De graaf is natuurlijk al sinds het eind van het vorige couplet van de kaart, dat weet de baas al maar wij nog niet. Een dubbeltje is tenminste iets. Nee, het ziet er toch niet goed uit. Snel wegwezen.

O ja, ten derde. De solistes. Wat is er van ze geworden? Hoe oud zouden ze nu zijn?

Geen opmerkingen: