In mijn stukje Profi's, dat ik schreef naar aanleiding van een interview van Fanny en Alma met Hans Kazàn, deed ik Fanny en Alma misschien niet helemaal recht. Ik dacht dat ik me verkeken had op Hans Kazàn, maar ik had me waarschijnlijk óók verkeken op F&A. Ze lijken de kunst te verstaan om óf mensen voor gesprekken uit te nodigen die interessantere dingen te zeggen hebben dan je op het eerste gezicht zou denken, óf uit elke geïnterviewde het beste naar boven te halen - beide niet geringe verdiensten, dus ze zitten altijd goed.
Fanny en Alma zijn intussen het beste wat het Parool te bieden heeft, nu die krant een groot deel van zijn pagina's vult met de weinig belangwekkende vastgoed- en penozesoap van Holleeder en Endstra (Holleeder had belangen in Yab Yum! Potjandoppie. Denken ze nu echt dat er gewone mensen zijn die denken dat dat soort zaken niet door dit soort figuren gerund worden?). En andere stukken in de categorie van Fanny & Alma, het lichtere genre zullen we maar zeggen, zoals deze week het interview met Maarten Spanjer in PS, willen gewoon niet beklijven.
Ligt het aan hun uiterlijk? Mooie meisjes lees je als "vieze oude man van boven de dertig" (Gerard Reve) misschien met een zekere welwillendheid. Maar met andere mooie meisjes als Renske de Greef en Ayaan Hirsi Ali had ik het al vrij snel gehad. Hun trucje is duidelijk, eigenlijk kunnen ze niet schrijven, en dan slaat die welwillendheid om in ergernis: krijgen ze alleen om hun uiterlijk die ruimte? Bij Fanny en Alma heb ik dat gevoel nooit gekregen.
Alma (de wulpsere van de twee) is naar mijn mening de beste. Het stukje dat begon met "Ik ben geil," waarin ze haar best doet zich te laten versieren door een onvoorstelbaar ordinaire jongen ("O, je schrijft? Net als Anne Frank! Kan je rijk mee worden!"), wat natuurlijk op een teleurstelling uitdraait, was direct herkenbaar, al heb ik nooit iets soortgelijks meegemaakt. Fanny blijft wat meer hangen in poëtische clichés, wat voor een meisje van 19(?) geen schande is. En het leuke is dat ze zelf het probleem inziet, als ze terugblikt op haar producties als vijftienjarige. Het is geen garantie dat ze het afleert, maar er is wel hoop.
Deze week Hans van der Togt. Wéér weten ze het klaar te spelen mijn sympathie op te roepen met iemand die vroeger bij ons thuis goed was voor de ruwste grappen ("Hehehe. Dag. Avro-hoofd.").
Ik had 23 jaar een vriend; die is in 1999 overleden aan aids. Nu ben ik single, zielig hè? De laatste zes jaar ben ik niemand tegengekomen. Volgend jaar ben ik zestig en alleen. Maar ik ga niet op zoek hoor! Al dat gedoe. En ik ga zeker niet naar van die nichtencafés.Ik geloof het woord voor woord. Tegen Fanny en Alma jok je niet.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten